John 4:50

De zoon van een hoveling genezen

De Heer komt opnieuw in Kana in Galiléa. Johannes voegt er nog ter herinnering aan toe, dat het de plaats is waar Hij water (van de reiniging) tot wijn (van de vreugde) had gemaakt. Op die plaats is geen vreugde meer, want de dood dreigt er zijn intrede te doen. Er is een hoveling in Kapernaüm, iemand van het hof van Herodes, wiens zoon ziek is. Het is een ziekte die op de dood zal uitlopen als er geen wonder van God gebeurt.

Op dit moment bezoekt de Heer Kana weer. Ook hier is Hij op tijd om de heerlijkheid van de Vader te laten zien. Behalve reiniging en vreugde brengt Hij ook leven en genezing. De hoveling toont geloof in Christus van Wie hij hoort dat Hij in Galiléa is gekomen. Zijn roem is Hem vooruitgesneld.

De hoveling komt van Kapernaüm naar Kana en zoekt de Heer Jezus op. Hij vraagt Hem of Hij met hem wil meekomen. Zijn nood maakt hij aan Hem bekend. Het gaat om zijn zoon die zo ziek is, dat hij op sterven ligt. Daarom is zijn verzoek of Hij hem gezond wil maken. Terwijl de hoveling gelooft in de gezond makende kracht van Christus, is zijn geloof wel beperkt. Hij meent dat de Heer naar zijn zoon toe moet gaan, alsof Hij alleen door Zijn persoonlijke aanwezigheid zijn zoon kan genezen. Maar aanwezigheid of afwezigheid is voor de Zoon van God van geen belang. Dat zijn slechts omstandigheden en daar staat Hij, Die God is, boven.

Hij wijst de hoveling op de aard van zijn geloof dat om tekenen en wonderen vraagt. Het is het typische kenmerk van een Joods geloof dat alleen gelooft als het bewijzen ziet. Het geloof van een heidense hoofdman ging verder (Lk 7:7). Hoewel de woorden van de Heer de zwakheid van het geloof van de hoveling aantonen, houdt het zwakke geloof van de hoveling toch aan. Hij is niet ontmoedigd en smeekt Hem om mee te komen voordat zijn jongen sterft.

Een beproeving van het geloof door de Heer is erop gericht het wonder groter te maken. Door zijn volhardende geloof krijgt de hoveling meer dan waar hij om vraagt en waar hij op hoopt. Hij krijgt een directe verhoring. Door zijn aanhouden vertoont hij de kenmerken van echt geloof. Hij neemt God op Zijn Woord, zonder tekenen, wonderen en gevoelens. Hij dringt niet verder aan dat de Heer moet meekomen, maar hij gaat in geloof weg.

De Heer is zo tegemoetkomend, dat de man niet eens hoeft te wachten tot hij thuis is om met eigen ogen het resultaat van het woord van Christus en zijn geloof daarin bevestigd te zien. Al terwijl hij onderweg is, komen zijn slaven hem tegemoet met de boodschap dat zijn kind leeft. Zij gebruiken dezelfde woorden als Christus door over ‘leven’ te spreken, zonder dat ze Hem die woorden hebben horen zeggen. Zij hebben de uitwerking van het woord van Christus gezien op het moment dat Hij het uitsprak, toen ze zagen dat het leven in de doodzieke jongen terugvloeide.

De slaven bevestigen tegenover de hoveling wat de Heer heeft gezegd. De hoveling wil weten hoe laat de verbetering is ingetreden. De slaven zullen bij afwezigheid van hun heer des te meer hebben gelet op de toestand van de jongen, zodat ze hem het juiste moment van verbetering kunnen noemen. Het wijst op een goede verstandhouding tussen de hoveling en zijn slaven. Ook de vader weet hoe laat het was toen de Heer de woorden tot hem sprak dat zijn zoon leefde.

De woorden van de Heer zijn leven. In Hem is het leven en Hij deelt het mee op grond van geloof. Het resultaat is niet alleen leven voor de zoon, maar ook voor de hoveling en zijn hele huis, want allen komen tot geloof in de Zoon van God.

Dit wonder wordt door Johannes als het tweede teken van de Heer Jezus aangeduid. In het eerste teken staat de vreugde centraal. In dit tweede teken staat het leven centraal. Zonder leven dat Hij meedeelt, kan er geen vreugde zijn.

Copyright information for DutKingComments