John 6:37

De wil van de Vader

De Heer heeft gesproken over het geloven in Hem en het komen tot Hem om nooit meer honger en nooit meer dorst te hebben. Daarbij ligt de nadruk op de verantwoordelijkheid van de mens. De mens moet geloven en komen. De andere kant, de kant van God, is dat Hij in zondaars werkt dat zij tot de Heer Jezus gaan. Zij die door de Vader aan de Zoon worden gegeven, komen tot de Heer Jezus.

De Heer spreekt hier over de beide kanten. Aan de ene kant is daar het werk van de Vader: Hij geeft aan de Zoon. Aan de andere kant is daar de zondaar die moet komen: Wie tot Mij komt. Beide kanten zijn waar. Iedere zondaar die komt, komt omdat Hij door de Vader is gegeven en wordt daarom door de Heer Jezus aangenomen en niet uitgeworpen. Iedere zondaar die tot Hem gaat, mag door deze woorden zeker weten dat hij door Hem wordt aangenomen.

Uit deze woorden spreekt grote zekerheid en ze zijn een bemoediging voor hen die neigen naar wankelmoedigheid. Wie ook maar tot Hem komt, wat ook zijn achtergrond is, wordt door Hem aangenomen. Wie eenmaal gekomen is, zal erkennen dat alles het werk van de Vader is en dat de Heer Jezus hem heeft aangenomen omdat de Vader hem aan Hem heeft gegeven.

Dit werk kan op deze wijze plaatsvinden omdat de Zoon uit de hemel is neergedaald met het uitdrukkelijke doel op aarde niet Zijn wil te doen, maar die van de Vader Die Hem heeft gezonden. De Vader kan daardoor in de zondaar werken, want Zijn Zoon heeft op aarde Zijn wil gedaan. Als gevolg daarvan kan de Zoon die zondaar aanvaarden als een geschenk van de Vader. De zondaar heeft de zekerheid van zijn redding daarom volledig in de wil van God die door de Zoon volkomen is gedaan. Deze zekerheid staat los van zijn gevoelens.

Behalve het ontvangen van zondaars die de Vader Hem heeft gegeven, wil de Vader ook dat de Zoon alles beschermt en beveiligt wat Hij Hem heeft gegeven. Evenals de Zoon van het brood niets verloren heeft laten gaan (Jh 6:12), zal de Zoon ervoor zorgen dat er niets verloren gaat van wat de Vader Hem heeft gegeven. Zelfs als de dood zijn aanspraken zou doen gelden op hen die Hem door de Vader zijn gegeven, betekent dat geen verlies van wat de Zoon is gegeven. “Alles” (Jh 6:39, het geheel) en “ieder” (Jh 6:40, het individu) zijn volkomen veilig bij de Zoon, ook al komt de dood tussenbeide. De Zoon heeft namelijk de macht om op te wekken (Jh 6:39; 40; 44; 54). Die macht om op te wekken wijst er ook op dat de volheid van het eeuwige leven pas werkelijk genoten zal worden in de opstanding.

De Zoon is volkomen gericht op de wil van de Vader. Hij kent die wil ten volle. In de wil van de Vader gaat het om Zijn Zoon en allen die de Vader aan Hem verbindt. Die verbinding komt alleen tot stand als iemand de Zoon aanschouwt en in Hem gelooft. Mensen die in de Heer Jezus geloven, hebben iets, of beter Iemand, gezien. Ze geloven omdat ze de Zoon hebben gezien, de ogen zijn opengegaan voor de schoonheid en heerlijkheid van de Zoon. Ze zijn aangetrokken door Wie Hij is. Zo iemand krijgt eeuwig leven. De garantie dat er een eeuwige verbinding tot stand is gebracht, wordt bewezen wanneer de Zoon straks Zijn macht zal tonen door het opwekken van de ontslapen gelovigen.

Copyright information for DutKingComments