John 6:53-55
Zijn vlees eten en Zijn bloed drinken
Over eerdere woorden hebben de Joden onder elkaar gemopperd. Over de woorden met betrekking tot het eten van Zijn vlees twisten ze onder elkaar. Elke waarheid over Hem geeft de vijand meer aanleiding om tegenstand te openbaren, terwijl het de uitverkorenen meer sterkt in het geloof in Hem. De twistvraag is hoe Hij hun Zijn vlees te eten kan geven. Hier begrijpen ze niets van. Ze zoeken naar een verklaring en gaan daarover een stevig debat aan met elkaar. Met weer een dubbel en daardoor nadrukkelijk “voorwaar” en een gezaghebbend “Ik zeg u” spreekt de Heer over het eten van het vlees van de Zoon des mensen en het drinken van Zijn bloed als enige en uitsluitende voorwaarde om leven te krijgen. De Vader geeft de Zoon als het ware brood en de Zoon geeft Zichzelf om te sterven. Het gevolg daarvan is dat Zijn vlees gegeten en Zijn bloed gedronken kan worden. De Heer zegt niet: ‘Wie Mij eet’, maar Hij spreekt over Zijn vlees eten en Zijn bloed drinken. Hiermee stelt Hij Zijn dood voor. Het geloof vindt hierin verzoening met betrekking tot de zonden en gemeenschap met God als gevolg van die verzoening. Het gaat erom zich volkomen in te leven in de gedachte aan de werkelijkheid van Zijn dood. Wij moeten ons voor het aangezicht van God met Zijn dood vereenzelvigen en door het geloof deelhebben in Zijn dood, anders hebben we geen leven in ons. Het betekent dat ik me bewust moet zijn dat de dood van de Heer Jezus nodig was voor mij om met God verzoend te worden en daardoor het eeuwige leven te kunnen ontvangen. Dat kan alleen als ik zie dat ik een zondaar ben die voor God niet kan bestaan en aan wie God niets kan geven dan alleen het rechtvaardig oordeel. Dan zie ik ook dat Christus dat oordeel voor mij heeft ondergaan aan het kruis. Als ik me dat realiseer, eet ik in geestelijke zin van Zijn vlees en drink ik in geestelijke zin van Zijn bloed. Het gaat hier om een eenmalig eten en drinken om daardoor leven te ontvangen, dat wil zeggen het eten en drinken als overtuigde zondaar. Het gaat hier helemaal niet over het avondmaal en al helemaal niet over de vervalsing daarvan die ‘eucharistie’ wordt genoemd. Bij het avondmaal gaat het om het eten ter gedachtenis aan de Heer (1Ko 11:24-25), maar hier gaat het om het eten van Hemzelf om daardoor eeuwig leven te krijgen. Het is grote dwaasheid om het verkrijgen van eeuwig leven te verbinden aan het deelnemen aan het avondmaal. De Heer gebruikt het eten en drinken als beeldspraak voor het geloven in Hem als de gestorven Heer om daardoor eeuwig leven te krijgen. Eten en drinken betekent zich geestelijk voeden met een gestorven Christus, dat is het geloven in Zijn plaatsvervangend sterven en Zijn opstanding. Wie eenmaal leven heeft ontvangen door het geloof in Hem – dat is wat de Heer in Jh 6:53 zegt –, heeft het nodig om voortdurend Zijn vlees te eten en Zijn bloed te drinken. Dat is wat de Heer in Jh 6:54 zegt. De voetnoot in de TELOS-vertaling bij Jh 6:53 zegt over deze twee aspecten van eten en drinken het volgende: In Jh 6:53 staan ‘eet’ en ‘drinkt’ in de aoristus, zodat ze slaan op een feit dat eenmaal plaatsvindt; in Jh 6:54 en de Jh 6:56-58 staan ze in het praesens, zodat ze daar slaan op gebeurtenissen die nog steeds voortduren. [Einde voetnoot] [Ter toelichting van de begrippen ‘aoristus’ en ‘praesens’: ‘aoristus’ en ‘praesens’ zijn Griekse tijdsvormen die ook aangeven hoe de handeling wordt voorgesteld, namelijk als eenmalig en dus afgesloten (aoristus) of als herhaald feit (praesens).] Het voortdurend of herhaaldelijk eten en drinken is nodig omdat het leven in Hem is. Dit eten en drinken zal tot in de opstanding doorgaan, waarop de Heer wijst door te spreken over het opwekken op de laatste dag. Altijd, tot in alle eeuwigheid, zullen we ons bewust zijn dat we alles te danken hebben aan Hem Die voor ons in de dood is gegaan en daaruit is opgestaan. Zijn vlees is het ware voedsel voor de gelovige en evenzo is Zijn bloed de ware drank voor de gelovige. Iedere gelovige zal de waarheid daarvan innerlijk beleven en genieten. Dit geldt zowel voor het eenmalig (geestelijk) eten wanneer iemand tot geloof komt als voor het dagelijks (geestelijk) eten en drinken van de gelovige. Het gevolg van dit eten en drinken is de nauwste gemeenschap. Het is niet alleen zekerheid, maar Christus is het thuis voor de gelovige en Christus woont in hem. Er is een voortdurende gemeenschap van de gelovige met Christus die hij onderhoudt door zich elke dag met Hem te voeden. De Heer Jezus vergelijkt de intimiteit van de gemeenschap die de gelovige met Hem heeft door het eten van Zijn vlees en het drinken van Zijn bloed met Zijn eigen gemeenschap met de Vader. Zijn gemeenschap met de Vader is het volmaakte voorbeeld van gemeenschap. Zoals Hij in alles afhankelijk is van de Vader, zo is de gelovige dat van Hem. De Heer noemt Zijn Vader “de levende Vader” om aan te geven dat Hij het leven met de Vader deelt en dat Hij alles om van te leven van de Vader ontvangt. Die levende Vader heeft Hem gezonden. Daardoor is het leven van de Vader dat in Hem is, zichtbaar geworden op aarde. Naar dat heerlijk model leeft ook de gelovige die de Zoon eet. Door van de Zoon te eten wordt het leven van de Zoon in de gelovige zichtbaar. Buiten de Zoon is er geen leven mogelijk. Ook een gelovige heeft geen leven om te leven dan alleen in gemeenschap met de Zoon. De Heer vat in Jh 6:58 Zijn onderwijs samen. Als Hij zegt: “Dit is het brood dat uit de hemel is neergedaald”, wijst Hij met het woord ‘dit’ niet alleen op Zichzelf maar op het hele onderwijs dat met het brood is verbonden. Hij is het brood dat uit de hemel is neergedaald. Daarover heeft Hij in de Jh 6:32-33; 38; 50-51 gesproken. Dat is anders dan het manna dat de vaderen hebben gegeten, want zij zijn ondanks het eten van het manna gestorven (Jh 6:32; 49). Van Hem en alles wat Hij over Zichzelf heeft gezegd, zoals over Zijn dood, moet ieder eten om te leven tot in eeuwigheid (Jh 6:35; 40; 50-51; 53-57). De Heer heeft deze dingen uitgesproken in de synagoge in Kapernaüm. De synagoge is het leerhuis voor de Jood. Kapernaüm is Zijn woonplaats (Mt 4:13; Mt 9:1).
Copyright information for
DutKingComments