John 7:2-10

Het aanstaande Loofhuttenfeest

In Johannes 5 zien we de Heer Jezus als de Zoon van God Die in onbegrensde macht levend maakt wie Hij wil. Hij oordeelt allen omdat Hij de Mensenzoon is. De nadruk valt op wat Hij is, niet op de plaats die Hij inneemt. In Johannes 6 gaat het over dezelfde Zoon, maar daar wordt Hij voorgesteld als uit de hemel neergekomen. Hij is in Zijn vernedering het voorwerp van het geloof en vervolgens de Zoon des mensen Die sterft en daarna weer opvaart naar waar Hij tevoren was. In Johannes 7 wordt Christus voorgesteld als nog niet geopenbaard aan de wereld. Als Hij eenmaal Zijn plaats in heerlijkheid in de hemel inneemt, komt de Heilige Geest in Zijn plaats op aarde wonen en wel in de gelovige.

Na de genezing van de verlamde in Judéa in Johannes 5 is de Heer naar Galiléa gegaan en heeft daar het wonder van de spijziging verricht (Johannes 6). Hij wandelt daar in liefde en zoekt mensen op om hun die liefde te bewijzen. Hij wil niet in Judéa rondwandelen omdat dat niet de wil van Zijn Vader is. Nooit liet Hij Zich leiden door hoe de mensen Hem bejegenden. Zijn wil en die van de Vader zijn gelijk. We lezen daarom dat Hij niet in Judéa wilde rondwandelen. Toch wordt als reden niet de wil van de Vader gegeven, maar dat de Joden Hem wilden doden.

Hier zien we dat de boosaardige houding van de Joden in de wil van de Vader is opgenomen. De wil van de Vader doet de slechtheid van de mens niet teniet, maar de wil van de Vader staat erboven en Hij gebruikt die slechtheid om Zijn plannen uit te voeren. Joden zijn de Judeeërs en met name de geestelijke leiders. Als de slechtheid van de mens de Zoon verhindert ergens Zijn genade te bewijzen, vindt de genade nieuwe gebieden voor die genade. Hij is voor een bepaalde tijd in dat gebied, want als de door de Vader bepaalde tijd is gekomen, zal Hij daarna weer naar Judéa gaan.

De tijd waarin de gebeurtenissen van Johannes 7 zich afspelen, is de tijd van het Loofhuttenfeest. Johannes 6 heeft het Pascha als uitgangspunt (Jh 6:4) en heeft Zijn dood als onderwerp. Hier staat het Loofhuttenfeest centraal, een beeld van het feest van vreugde naar aanleiding van al Gods zegeningen in de vruchten van het land in het vrederijk. Hieraan wordt de komst van de Heilige Geest verbonden (Jh 7:37-39).

De tijd van de vervulling van het feest voor het volk is door de zonden van het volk nog niet aangebroken. Het feest wordt hier dan ook, net als eerder het Pascha, een “feest van de Joden” genoemd.

Het ongeloof van de broers van de Heer

De broers van de Heer willen dat Hij weer naar Judéa gaat. Ze weten dat Hij daar discipelen heeft en die kunnen dan Zijn werken zien. Dat zal Zijn populariteit ten goede komen en daar zullen zij als Zijn broers ook aanzien door krijgen. Zij redeneren alleen vanuit zichzelf, zonder enig begrip van Wie Hij werkelijk is, Die het Zich heeft verwaardigd om in hun familie geboren te worden. Zij zoeken de eer van de wereld, want zij willen door wat Hij doet, zelf naam maken.

Wat ze voorstellen, laat zien wat zij zelf gedaan zouden hebben als zij in Zijn plaats zouden zijn. Hun voorstel komt dan ook voort uit het zoeken van hun eigen eer, zoals dat normaal is in de wereld. Ze hebben er geen idee van wat de Heer werkelijk beweegt. Ze vinden het maar vreemd dat Hij in het verborgen blijft, terwijl Hij, zo menen zij, wel openlijk bekend wil zijn.

De reden van hun opstelling en voorstel is dat zij niet in Hem geloven. Hij is voor hen een Broer met bijzondere gaven, meer niet. Ze willen wel ‘meeliften’ op het aanzien dat Hij door Zijn tekenen krijgt, maar houden zich ver van Hem zodra Zijn verwerping in zicht komt.

Later zullen Zijn broers wel in Hem geloven. Zij zijn er immers bij als de discipelen na Zijn hemelvaart in de bovenzaal bij elkaar zijn om te volharden in het gebed en om een apostel te kiezen in de plaats van Judas (Hd 1:14).

De Heer laat Zich niet leiden door de visie van Zijn broers. Zoals altijd blijft Hij in volmaakte afhankelijkheid van Zijn Vader. Door Hem laat Hij Zich leiden en niet door mensen, niet door Zijn vijanden en ook niet door Zijn familie. Het is nog niet de tijd voor Zijn openbaring aan de wereld. Hij moet eerst lijden. Hij heeft voor Zijn broers wel een boodschap. Hij houdt hun voor dat zij in en voor de wereld leven en dus hun tijd om zich daaraan te laten zien er altijd is.

Misschien zinspeelt de Heer ook op het kortstondige van hun leven en dat zij zich moeten voorbereiden om God te ontmoeten (Am 4:12). Mensen van de wereld trekken zich niets aan van Gods tijd, maar nemen de tijd in eigen hand. Omdat zij in en voor de wereld leven, ziet de wereld hen als onderdeel van zichzelf en kan hen daarom ook niet haten. Zij hebben de wereld lief en de wereld heeft hen lief omdat zij meehelpen de wereld in stand te houden en groot te maken.

Dat is met de Heer Jezus anders. De wereld haat Hem wel omdat Hij de wereld in haar ware karakter openbaar maakt. Hij komt uit een andere wereld, die van de Vader en het leven. Hij is in deze wereld gekomen om hier het leven te geven dat hoort bij de wereld waaruit Hij is gekomen en waar Hij nog steeds bij hoort. Omdat dit leven het licht van de mensen is (Jh 1:4), stelt Hij het kwaad van de wereld in het licht. De Heer en Zijn broers behoren tot verschillende werelden.

Hij zegt hun dat zij maar op moeten gaan naar het feest, want daar horen zij thuis. Het is een feest van de Joden, de dodelijkste tegenstanders van de Heer. Het is een feest van de wereld waarin de grootsheid van de mens wordt gevierd. Dat is wat de broers zoeken en daarom horen zij op het feest thuis.

Nog eens zegt de Heer dat Zijn tijd nog niet vervuld is, omdat de Vader Zijn weg bepaalt. Hij kan niet samen met hen naar een feest gaan waar voor Hem geen plaats is of het moet de plaats zijn die de mens vindt dat Hij moet innemen. Dus blijft Hij in Galiléa.

De Heer gaat op naar het feest

Als de tijd van de Vader, ofwel ‘Mijn tijd’ (Jh 7:8), is aangebroken gaat de Heer op naar het feest, duidelijk afzonderlijk van Zijn broers en met volkomen andere motieven. Hij gaat in overeenstemming met wat Hij Zijn broers heeft gezegd, dat de tijd van Zijn openbaring nog niet is aangebroken (Jh 7:6). Daarom gaat Hij als in het verborgen. Hij gaat niet om de menselijke nieuwsgierigheid of verlangens te bevredigen. De wijze waarop Hij naar het feest gaat, is een type van de plaats die Hij nu inneemt en ook van de plaats die wij innemen. Hij is nu verborgen in God en ons leven is met Hem verborgen in God (Ko 3:3).

De Joden veronderstellen dat Hij Zich ook ergens op het feest moet bevinden. Deze verklaarde tegenstanders van de Heer die er altijd op uit zijn Hem uit de weg te ruimen, zoeken Hem dan ook niet om Hem te eren, maar om te zien of er een gelegenheid is hoe ze Hem kunnen grijpen. Hun vraag “waar is Hij?” laat zien hoezeer zij in hun gedachten met Hem bezig zijn. Hij vormt het grote gevaar voor de ondermijning van hun positie.

Niet alleen de Joden zijn in hun overleggingen met Hem bezig. Ook de menigten hebben het over Hem. Het gaat wel in de vorm van gemompel en niet hardop. Ook gebeurt het niet uit een diepe innerlijke behoefte naar een persoonlijke ontmoeting met Hem. Ze spreken over Hem als een verschijnsel waarover je kunt discussiëren, maar hun geweten wordt niet geraakt. Terwijl de leiders Hem willen doden, zijn de menigten onverschillig.

Dat er over de Heer wordt gemompeld en dat er niet vrijuit over Hem wordt gesproken, komt omdat de menigten bang zijn voor de Joden, de geestelijke leiders. Als je ook maar iets zei over Christus wat de Joden niet beviel, viel je bij hen in ongenade. Overal liepen hun spionnen rond. Je kon zo verraden worden. Hier zien we hoe groot de invloed is die de Joden hebben onder het volk.

Copyright information for DutKingComments