John 8:12

Het licht van de wereld

De Heer heeft in de geschiedenis met de vrouw laten zien dat Hij het licht van de wereld is. Hij heeft door Zijn woord allen in het licht geplaatst en allen zijn weggegaan. Maar de farizeeën zijn weer teruggekomen. Hij richt opnieuw het woord tot hen en spreekt over Zichzelf als “het licht van de wereld” (Jh 8:12; Jh 1:4-5; 9). Deze uitspraak is de sleutel voor de rest van het hoofdstuk. Hij gaat uitleggen wat dat betekent.

Dat Hij van Zichzelf zegt dat Hij het licht van de wereld is, geeft aan dat Zijn heerlijkheid de grenzen van Israël overschrijdt. Het is zelfs zo, dat Zijn verwerping door de Joden voor God de aanleiding is om Hem tot een licht voor de volken te stellen (Js 49:6). Het betekent ook dat ieder die Hem volgt, niet langer in de duisternis wandelt, maar dat zo iemand het licht van het leven heeft. Op zo iemand heeft de duisternis geen vat meer en voor zo iemand houdt de duisternis geen verschrikking meer in. Wie Hem volgt, volgt het leven dat licht is.

De Heer Jezus openbaart het leven en dat geopenbaarde leven werpt licht op alle andere levens. Al die andere levens worden openbaar als duisternis en zijn op weg naar de duisternis. Alleen het volgen van Hem brengt op de weg van het licht en naar het licht. Het getuigenis van de Heer leidt bij de farizeeën weer tot een uiting van vijandschap, zoals we dat telkens in dit evangelie vinden.

De Heer heeft in algemene zin de tegenspraak van de zondaars tegen Zich verdragen, maar van deze godsdienstige leiders toch wel in het bijzonder (Hb 12:3). Zij voelen aan dat zij geen deel hebben aan welke zegen dan ook waarover Hij spreekt en ze willen er ook geen deel aan hebben. Ze menen een argument te hebben om Zijn getuigenis te verwerpen door te zeggen dat Hij van Zichzelf getuigt en dat daarom Zijn getuigenis niet waar is.

Als we kijken naar wat de Heer Jezus in Johannes 5 heeft gezegd (Jh 5:31), lijkt het erop dat ze deze opmerking terecht maken. Maar de achtergrond is anders. Daar gaat het om Zijn afhankelijkheid van de Vader en daarom zegt Hij dat Hij niet van Zichzelf getuigt. Hier gaat het om Zijn eigen heerlijkheid en Zijn verbinding met de Vader. Hij geeft hier Zijn getuigenis als de Alwetende.

Deze lieden zijn volkomen onwetend aangaande de Vader en de Zoon. Ze denken niet aan de hemel en hebben niet de bekwaamheid om Hem juist te beoordelen. De Zoon heeft daarentegen het voortdurende bewustzijn van de waarheid van Zijn eigen Persoon en van Zijn zending door de Vader. Zijn getuigenis is onafscheidelijk van dat van de Vader.

Zij weten niet waar Hij vandaan komt. Eerder heeft de Heer gezegd dat zij wisten waar Hij vandaan kwam (Jh 7:28). Daar bedoelde Hij dat zij wisten dat Hij uit Nazareth kwam. Maar Zijn voorbestaan in de hemel en Zijn plaats bij de Vader is hun volledig onbekend.

Copyright information for DutKingComments