John 8:20

Zijn getuigenis en dat van de Vader

De oorzaak van hun onbekendheid met Zijn ware afkomst is dat zij alles slechts op een vleselijke, natuurlijke manier kunnen beoordelen (Jh 7:24). Het eigen ik is de bron van hun beoordeling. Dan kijkt een mens niet verder dan hij kan waarnemen. Voor wat buiten zijn horizon ligt, heeft hij geen begrip. Christus, Die God is over alles, te prijzen tot in eeuwigheid (Rm 9:5), en Die volmaakte kennis van alle dingen heeft, oordeelt niemand, maar dient allen. Hij oordeelt niemand, want dat is niet Zijn opdracht waarmee de Vader Hem in de wereld heeft gezonden.

Dat Hij niemand oordeelt, wil niet zeggen dat Hij daartoe niet in staat zou zijn. Hij heeft over alle dingen een volmaakt, onfeilbaar oordeel. Zijn oordeel is volkomen waar, zonder enige onzekerheid. Dat komt omdat Hij niet alleen is. Hij oordeelt omdat de Vader Hem het oordeel heeft gegeven (Jh 5:22). Dat niet de Vader, maar Hij oordeelt, betekent niet dat Hij het oordeel onafhankelijk van de Vader uitoefent. De Vader Die Hem heeft gezonden, is het volkomen eens met het oordeel dat Hij uitoefent.

Om Zijn woorden te onderstrepen op een wijze die aansluit bij hun kennis van de wet, verwijst de Heer weer naar hun wet die door Hem is gegeven en waarop zij zich beroepen. Daarin staat geschreven dat het getuigenis pas als waarheid kan worden aangenomen als er twee mensen zijn die hetzelfde getuigen (Dt 17:6; Dt 19:15). De Heer beantwoordt aan wat Hij Zelf in de wet heeft geschreven. Vraagt de wet het getuigenis van twee personen? Wel, dan kan Hij zeggen dat Hij in overeenstemming met de wet spreekt in Zijn getuigenis over Zichzelf. Hij en de Vader getuigen aangaande Zijn Persoon.

Steeds verwijst de Heer naar de Vader als Degene Die Hem heeft gezonden. Hij laat telkens zien dat Hij als de eeuwige Zoon volmaakt een is met de Vader en ook dat Hij als de Mens geworden Zoon op aarde in volmaakte afhankelijkheid van de Vader van de Vader getuigt en de Vader verklaart. Op Zijn beurt getuigt de Vader van de Zoon (Jh 5:37; 1Jh 5:9; Mt 3:17).

Dit woord over Zijn Vader maakt dat zij Hem uitdagen te vertellen waar Zijn Vader dan wel is. Om hen te overtuigen moet Hij hun Zijn Vader maar eens laten zien, waarbij de ondertoon is dat Hij dat natuurlijk nooit zal kunnen. Maar wie blind is voor de Zoon, ziet ook de Vader niet, want de Vader wordt alleen gekend door de Zoon (Jh 14:9). Ze begrijpen dat Hij over God als Zijn Vader spreekt, maar in hun ongeloof en vooringenomenheid verwerpen zij elke gedachte daaraan. Zij beschouwen dat als godslastering. Hun vraag komt voort uit verachting.

De Heer antwoordt dat zij noch Hem, noch de Vader kennen en dat het kennen van de Vader onlosmakelijk verbonden is aan het kennen van Hem. Omdat ze Hem verwerpen, kunnen ze ook de Vader niet kennen. De Zoon is de enige en uitsluitende mogelijkheid om de Vader te kennen (1Jh 2:23; 1Jh 4:15). Zonder Hem is dat volkomen onmogelijk.

Deze bijzonder belangwekkende woorden die zoveel over de heerlijkheid van Zijn Persoon bekendmaken, spreekt de Heer bij de schatkist of schatkamer. Zijn woorden waarin Hij Zijn heerlijkheid voor het geloof onthult, zijn te vergelijken met het openen van een schatkist of schatkamer. Alleen het geloof ziet de waarde ervan.

De Heer leert in de tempel, waar de godsdienstige leiders doen alsof ze voor het recht van God opkomen, terwijl ze slechts hun eigen eer zoeken. Zijn onderwijs is voor hen in de hoogste mate aanstootgevend. Hoe graag hadden ze Hem willen grijpen. Maar hoe groot hun haat en moordzucht ook zijn, ze zijn machteloos tot het ogenblik is gekomen dat door God is bepaald.

Dit mag ook een bemoediging zijn voor ons. Mensen kunnen ons niets doen, tenzij God het toelaat omdat het in Zijn plannen past. Onze tijden zijn in Zijn hand (Ps 31:16) en niet in de handen van mensen.

Copyright information for DutKingComments