John 8:33

Werkelijk vrij zijn

Hij houdt aan de Joden die in Hem geloven voor dat echte discipelen hun geloof laten zien door in Zijn woord te blijven. Echt geloof blijkt uit het verblijven in het woord van Christus. Het is niet iets wat in eigen kracht kan worden gedaan. Iemand die gelooft, blijft in Zijn woord, voedt zich daarmee, luistert ernaar, is er gehoorzaam aan. Wie alleen maar zegt dat hij gelooft, kan misschien een tijdje de schijn ophouden in Zijn woord te blijven, maar er komt een moment dat hij zich in zijn ware onbekeerde aard zal laten zien door duidelijk afstand te nemen van het woord van de Heer.

Blijven in het woord van de Heer heeft tot gevolg dat de waarheid gekend wordt en dat er bevrijding van elke gebondenheid aan welke zonde ook komt. De waarheid brengt niet tot slavernij, zoals de wet doet, maar plaatst in de vrijheid. De wet maakt de mens duidelijk dat hij een zondaar is, maar doet dat door de mens een juk op te leggen dat hij niet kan dragen en hem als gevolg daarvan veroordeelt. Ook de waarheid van het woord van Christus maakt de mens duidelijk dat hij een zondaar is, maar dat woord geeft tevens de oplossing in Christus. Hij heeft de vloek en het oordeel die aan de wet verbonden zijn, gedragen voor ieder die in Hem gelooft (Gl 3:13). Die waarheid maakt werkelijk vrij.

De Joden tonen weer hun volslagen blindheid door de woorden van de Heer in letterlijke zin op te vatten. Ze protesteren tegen de gedachte dat zij vrijgemaakt moeten worden, want dat betekent dat zij slaven zijn. Die gedachte werpen ze ver van zich. Zij denken slechts aan een uiterlijke vrijheid en beweren dat ze als Abrahams nageslacht nooit iemand hebben gediend. Zijn ze vergeten dat ze op het moment dat ze dit zeggen aan de Romeinen onderworpen zijn? Zijn ze ook vergeten hoe ze vroeger vaak aan heidense overheersers onderworpen waren? Elke onderwerping aan machten die God over hen heeft gebracht, was vanwege hun zonden.

Ze zijn er zo aan gewend geraakt, dat ze zijn vergeten dat ze in slavernij zijn. Nog minder zijn zij zich bewust van het juk van de zonde waaronder ze zijn. Zó verblind en verhard zijn ze inmiddels geworden. Hetzelfde denken vinden we terug bij christenen die menen dat ze door de doop – die naar hun (verkeerde) mening in de plaats van de besnijdenis is gekomen – ingevoegd zijn in het nageslacht van Abraham en daardoor automatisch deelhebben aan de zegen van Abraham.

Het antwoord van de Heer laat geen misverstand toe. Hij leidt Zijn antwoord weer in met een dubbel “voorwaar” en een gezaghebbend “Ik zeg u”. Dan zegt Hij dat ieder mens die de zonde als praktijk van zijn leven heeft, een slaaf van de zonde is. Het gaat om mensen die worden gekenmerkt door het doen van de zonde, niet om gelovigen die door onoplettendheid in de zonde vallen (Gl 6:1). Ieder mens die niet in Hem gelooft, is een slaaf van de zonde.

De Joden zijn niet alleen slaven van de zonde, ze zijn ook in slavernij onder de wet (Gl 4:3). Zij zijn Joden onder de wet en als zodanig zijn zij nu slaven in het huis, dat is het huis van Israël. Zij zullen daaruit worden weggestuurd door het oordeel dat God door de Romeinen over hen zal brengen.

Voor slaven is in het huis van Israël, als een huis waarin God woont, geen blijvende plaats. De Zoon heeft onvervreemdbare rechten. Hij hoort in het huis en zal er eeuwig blijven, evenals allen die door Hem vrijgemaakt zijn. Hij is niet maar ‘zoon’, Hij is dé Zoon. Hij is niet alleen vrij als Zoon, Hij maakt vrij. Hij geeft aan ieder die Hij vrijmaakt hetzelfde kenmerk van vrijheid als de vrijheid die Hem als dé Zoon eigen is. Hij maakt vrij van zonde, dood en wet. Dat is werkelijk vrij zijn. Deze vrijheid krijgt iemand alleen als Hij gelooft in de Heer Jezus.

Copyright information for DutKingComments