John 8:59

Voor Abraham werd, ben Ik

Dan geeft de Heer alsnog antwoord op de vraag of Hij soms groter zou zijn dan Abraham. Hij spreekt over “uw vader Abraham” omdat zij zich erop beroemden nakomelingen van hem te zijn. Maar hoe geheel anders heeft Abraham op Hem gereageerd dan zij nu doen. Abraham heeft zich verheugd over dat wat hij van de Heer Jezus heeft gezien. Dit ‘zien’ is natuurlijk een zien in geloof en niet in aanschouwen zoals de Joden Hem nu zagen, maar daarom niet minder werkelijk.

Abraham heeft in het geloof de dag van de Heer Jezus gezien. Bij welke gelegenheid of gelegenheden dat was, maakt de Heer niet bekend. We kennen enkele gebeurtenissen uit het leven van Abraham waarop Hij kan doelen. We weten dat Abraham een zo groot geloof in God had, dat hij in Hem geloofde als de God van de opstanding. We lezen over de blijdschap van Abraham als Izak (betekent: lachen) uit de afgestorven moederschoot van Sara geboren wordt (Gn 21:3; 6), waardoor de zoon van de belofte als het ware uit de dood tot leven wordt gebracht (Rm 4:17-21). In dat lachen heeft hij verder gezien dan het kind in zijn armen: hij heeft gezien naar de Zoon in Wie Gods beloften alle ja en amen zijn (2Ko 1:20).

Een andere vreugde die Abraham ongetwijfeld heeft gesmaakt, is als God hem Izak als het ware uit de dood teruggeeft nadat hij hem op het altaar heeft gelegd (Gn 22:12; Hb 11:19). Ook die blijdschap strekte zich uit naar de opstanding van dé Zoon uit de doden. En heeft Abraham niet in geloof uitgezien naar de stad die de fundamenten heeft, waarvan God Ontwerper en Bouwmeester is (Hb 11:10)?

“Mijn dag” is de dag van de verschijning van Christus in heerlijkheid die Abraham in het geloof vooruitzag en die dag verheugde hem. Abraham heeft de dag van de openbaring van de Zoon in de wereld en de vestiging van Zijn rijk in het geloof vooruitgezien.

Dit alles gaat het bevattingsvermogen van de Joden ver te boven. Ze begrijpen er niets van. Ze nemen alles in beperkte, letterlijke zin, omdat er bij hen geen geloof is. Ze reageren met de schampere opmerking hoe Hij, Die zij op nog geen vijftig jaar schatten, Abraham kon hebben gezien die vele eeuwen geleden leefde?

Deze schatting van de leeftijd van de Heer kan trouwens wel betekenen dat de Heer er ouder uitzag dan Hij was. Hij was tweeëndertig of drieëndertig jaar oud, maar het vele leed waarmee Hij in aanraking was gekomen, zal Hem hebben getekend. Het laat zien dat Hij, Die waarachtig en eeuwig God de Zoon is, ook waarachtig Mens is.

In Zijn antwoord geeft Hij weer een schitterende aanduiding van Zijn glorieuze, eeuwige, Goddelijke Persoon. Hij zegt niet ‘voor Abraham werd, was Ik’, maar “voor Abraham werd, ben Ik”. ‘Voor Abraham werd’ wil zeggen ‘voordat Abraham geboren werd’. Als de Heer zegt “ben Ik”, is dat weer de aanduiding van Zijn eeuwige Godheid als de ‘Ik ben’, de eeuwig Zijnde, de altijd Bestaande. Abraham had een begin. De Heer Jezus, God de Zoon, heeft geen begin. Alles heeft door Hem een begin.

Dan is de maat voor de Joden vol en is het gesprek afgelopen. Ze zijn nu zo woedend, dat ze zich niet langer kunnen inhouden. Ze hebben geen woorden meer, alleen maar agressie die een uitweg zoekt in het opnemen van stenen om ze op Hem te werpen. Maar de Heer verbergt Zich voor hen en gaat uit de tempel.

Deze volgorde is opmerkelijk. Er staat niet dat Hij de tempel uitvlucht en Zich vervolgens verbergt. De Heer straalt rust uit. Het is ook niet aannemelijk dat de Heer Zich in de een of andere hoek van de tempel verborg. Meer aannemelijk is dat Hij Zich onzichtbaar voor Zijn tegenstanders maakt of hen met blindheid slaat (vgl. Gn 19:11; 2Kn 6:18). Eerder heeft de Heer ook al eens door het tonen van Zijn Goddelijke macht Zijn tegenstanders verhinderd Hem te doden (Lk 4:29-30). Zo onttrekt Hij Zich aan Zijn vijanden, om de weg te vervolgen die de Vader wil dat Hij gaat.

Copyright information for DutKingComments