John 9:17

De farizeeën ondervragen de man

Omdat de mensen de zaak niet vertrouwen, brengen ze de man naar de farizeeën. Zij zijn de godsdienstige leiders. Als er iets is wat aan een bovennatuurlijk ingrijpen doet denken, moeten zij wel kunnen beoordelen uit welke bron dat verschijnsel voortkomt.

Johannes bereidt ons voor op de reactie van de farizeeën door te vermelden dat het sabbat was op de dag dat de Heer slijk maakte en de ogen van de blindgeborene opende. Op de vraag van de farizeeën geeft de man weer eenvoudig getuigenis van wat de Heer met hem heeft gedaan. Het is allemaal heel gewoon. Het wonder is groot, maar de handelingen zijn herkenbaar. De Heer heeft geen bijzondere verrichtingen uitgevoerd en ook geen spectaculaire handelingen van de man gevraagd. De farizeeën luisteren niet eens naar de man. Ze oordelen direct en zonder pardon dat “deze Mens” niet van God is. De norm van hun beoordeling is ook eenvoudig: Hij houdt de sabbat niet.

Dit is de wettische mens ten voeten uit die de ander of zijn werk alleen beoordeelt aan de hand van opgestelde regels. Dat is gemakkelijk hanteerbaar, daar hoef je niet bij na te denken. Wettische mensen zijn herkenbaar aan het toepassen van regels op anderen, zonder zich er zelf aan te houden (Mt 23:4). Zij sluiten zich af voor de genade van God die de regels te boven gaat.

Er zijn ook farizeeën die niet zo ver gaan in hun oordeel. Zij gebruiken hun verstand en merken op dat een zondig mens toch niet zulke tekenen kan doen. Zij zien in de genezing van de blindgeborene een teken. Dat is het ook. De meningen over de Heer Jezus zijn verdeeld, zoals dat ook vandaag het geval is bij mensen die wel een mening over Hem hebben, maar zich niet voor Hem buigen als de Zoon van God.

In hun opstand tegen God worden ze door God gebruikt om de man een steeds duidelijker getuigenis te laten afleggen over Wie de Heer is. Ze richten zich opnieuw tot de genezen blinde en vragen naar zijn mening over Christus. Zijn ogen zijn immers geopend, dus hij kan het beste zeggen Wie Hij is Die dat heeft gedaan.

Sommigen van de farizeeën hebben van de Heer gezegd dat Hij “niet van God” is (Jh 9:16). De man belijdt precies het tegenovergestelde en getuigt van Hem dat Hij een Profeet is, dat wil zeggen Iemand Die juist wel van God is. Na de erkenning van Zijn macht in het openen van zijn ogen belijdt de man nu dat de Heer Jezus de gedachten van God kent. Door hun vijandschap hij zal nog verder groeien in de kennis van de Heer.

Copyright information for DutKingComments