John 9:32

Buiten geworpen

De haat van de godsdienstige leiders komt door de in hun ogen uitdagende en brutale woorden van de man tot uitbarsting. De maat is vol. Een discipel van Hem worden? Dat nooit! Ze schelden de man uit voor een discipel van Hem.

Het getuigenis van de man is niet vaag geweest. Hij heeft steeds in eenvoud en helderheid van de Heer Jezus getuigd, zonder dat hij veel van Hem weet. Hij weet maar “één ding” (Jh 9:25) en dat is genoeg om van Hem te getuigen. En dat getuigenis is overgekomen. Het wordt alleen verworpen. Hij mag dan een discipel van Hem zijn, zij zijn discipelen van Mozes.

Ze beroemen zich erop te weten dat God tot Mozes heeft gesproken, maar ze zijn blind voor het feit dat Mozes over Christus heeft gesproken. Van “Deze” weten ze niet waar Hij vandaan is. Het is een schuldige onwetendheid omdat ze niet in Hem willen geloven. Dat is nu wel duidelijk geworden na het teken van de genezing van de blindgeborene en zijn overvloedige getuigenis en de vele andere tekenen van de Heer Jezus.

De oorzaak daarvan is dat ze niet van hun troon willen afkomen om Hem daarop plaats te laten nemen. Zich buigen voor Hem is voor hen ondenkbaar omdat ze uit zijn op eigen eer en eer van mensen. Elke inmenging in hun eigen belangen wordt door hen met haat, verwerping en moordzucht beantwoord. De Heer Jezus vormt de grootste bedreiging voor hun positie van aanzien die ze met alle macht willen handhaven.

De onwetendheid van de godsdienstige leiders verbaast de man. Hoe is het mogelijk dat zij niet weten waar Hij vandaan is? Zij zien toch ook wat er met zijn ogen is gebeurd en dat dit geen werk van de duivel kan zijn? De man geeft vervolgens een prachtig getuigenis van Christus. Hij spreekt in het meervoud: “Wij weten.” Het is een wetenschap die algemeen geldt voor alle Joden. Ze erkennen allemaal dat God geen zondaars hoort (1Sm 8:18; Ps 66:18; Js 1:15; Ez 8:18), maar dat Hij alleen hoort naar iemand die Godvrezend is en Zijn wil doet (Ps 34:16; Sp 15:29). De Heer Jezus is de volmaakt Godvrezende en doet altijd Gods wil. Hij wordt dan ook door God gehoord (Jh 11:41-42).

Het is ook een algemeen geldend beginsel voor ons. Wat de man zegt, is van grote praktische betekenis voor ons gebedsleven en de verhoring van onze gebeden (vgl. Jk 5:16b).

De man wijst erop dat het een wonder betreft dat ongekend is in de geschiedenis. Het is nooit eerder gebeurd. Dit wonder kan toch alleen zijn verricht door Iemand Die Godvrezend is en Gods wil doet? Het kan niet anders of ‘Deze’ moet van God zijn. Als dat niet zo was, zou Hij helemaal niets kunnen doen. Dan zou Hij niet alleen hem niet beter hebben kunnen maken, maar Hij zou ook geen andere wonderen hebben kunnen verrichten. De conclusie is duidelijk: Hij moet van God zijn.

Tegen de eenvoudige argumenten van de man kunnen ze niets meer inbrengen. Er rest hun niets anders dan hem op zijn nummer te zetten als zondaar en onwetende en hem eruit te werpen. Hoe durft zo’n leek, zo’n ongeletterde, zo’n onkundige, zo’n in zonden geboren man hen te onderwijzen, hen, de gestudeerden, de wetenden, de theologen. Eruit! Ze gooien hem naar buiten, buiten het Judaïsme, ter wille van de waarheid. Er is voor hem in dit systeem geen plaats. Hij wordt uitgestoten, hij wordt een paria in Israël. Hij kan nergens meer heen.

Maar waar komt de man terecht? Buiten, maar in de armen van de Heer Jezus Die de Zijnen nooit zal uitwerpen (Jh 6:37). De man ervaart wat voor de Heer al vanaf het begin van het evangelie geldt (Jh 1:11; Jh 15:18). Wat de vijanden doen, is wat de Heer in het volgende hoofdstuk noemt het uitroepen en zelfs het uitdrijven van Zijn eigen schapen uit de stal. De vijanden worden het middel om de schapen uit te leiden en uit te drijven.

Copyright information for DutKingComments