John 9:39-41

De Heer Jezus spreekt tot de farizeeën

De Heer spreekt verder tot de man over het doel van Zijn komst in de wereld. Hij doet dat vooral met het oog op de farizeeën die erbij staan. Hij is in de wereld gekomen tot een oordeel. Dat is niet om te oordelen in de zin van veroordelen, maar om over alle dingen te oordelen, om alle dingen en mensen in het licht te stellen. Waar Hij komt, wordt alles gezien zoals het werkelijk is. In Zijn tegenwoordigheid is geen bedrog mogelijk. Zij die blind zijn en zich dat bewust zijn, worden door Hem ziende gemaakt. Zij die zeggen dat ze zien, blijken blind te zijn als ze met Hem in aanraking komen.

De farizeeën die horen wat Hij zegt, vragen Hem of zij soms ook blind zijn. Ze begrijpen dat Hij een geestelijke blindheid bedoelt, maar ze stellen de vraag zonder dat hun geweten is aangeraakt en met grote verontwaardiging in hun stem. Hoe durft Hij zoiets te beweren!

In Zijn antwoord spreekt de Heer niet meer in algemene termen, zoals in Jh 9:39, maar Hij spreekt de farizeeën rechtstreeks aan. Ze vragen Hem ernaar en Hij geeft hun antwoord. Als ze blind zouden zijn, dat wil zeggen als zij zich bewust zouden zijn dat zij geen zicht op God hebben, dan is er voor hen hoop dat hun ogen worden geopend. Het zou de belijdenis van hun zonden betekenen, waardoor hun zonden zouden worden weggenomen en zij dus geen zonde meer zouden hebben. De man die blind is geweest, kan nu zien, niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk. Hij is tot bekering gekomen en van zijn zonden bevrijd.

Omdat de farizeeën zeggen dat ze zien, bewijzen ze dat ze geen oog hebben voor hun blindheid. Daarom is er voor hen geen hoop. Zolang ze denken dat er niets met hen aan de hand is, blijven ze in hun zonde en onder het oordeel dat daarop rust.

Copyright information for DutKingComments