John 9:4

De Heer ziet een blindgeborene

Johannes richt onze blikken op een andere gebeurtenis uit het leven van de Heer en wel de genezing van een blindgeborene. Deze geschiedenis is een illustratie van wat de Heer in Johannes 8 heeft gezegd over het licht. In de genezing van de blindgeborene zien we hoe hij tot het licht komt, zowel in lichamelijke als in geestelijke zin. De Heer opent zijn lichamelijke ogen en de ogen van zijn hart. Dat getuigenis wordt verworpen. De Joden verwerpen de blindgeborene omdat zij de Heer Jezus verwerpen.

We lezen dat de Heer voorbijgaat en dan een mens ziet die blind is vanaf zijn geboorte. Dat is in geestelijke zin de toestand van ieder mens en daarom kunnen we van deze geschiedenis ook een ruime toepassing maken. De Heer gaat de weg die de Vader wil dat Hij gaat. Dat is tegelijk de weg waarin alle initiatief van Hem uitgaat. Geen mens heeft daar invloed op. Op die weg ziet Hij deze mens die vanaf zijn geboorte blind is en die Hij tot een van Zijn schapen wil maken. Dat onderwerp komt in Johannes 10, dat wat zijn inhoud betreft direct op Johannes 9 aansluit, uitgebreid aan de orde.

We zien hier hoe alles van de Heer uitgaat. Er klinkt geen roep om hulp van de blinde. De Heer handelt uit pure genade. De discipelen zien de man ook, waarschijnlijk omdat de Heer hun aandacht op hem vestigt en hun vertelt dat deze man blind geboren is. Zij reageren daarop met een vraag naar de oorzaak van zijn blindheid. Uit hun vraag blijkt hoe Joods zij nog in hun denken zijn.

Ze weten uit de wet dat God de zonden van de vaderen bezoekt aan het derde en vierde geslacht (Ex 20:5). Ook blijkt uit hun vraag hoe weinig ze zich nog in de tegenwoordigheid weten van Hem Die in genade aanwezig is. De discipelen gaan uit van de gedachte van een directe regering van God, waarbij God het kwaad direct straft en het goede direct beloont. Maar de tijd van een directe regering met een dergelijk optreden van God is nog niet aangebroken. Deze foute wijze van concluderen vinden we ook bij de vrienden van Job. Zij zien de ellende die over Job is gekomen en concluderen dat hij wel erg gezondigd moet hebben, want anders zou God hem niet zo zwaar straffen.

Het antwoord van de Heer maakt duidelijk dat er een vorm van lijden bestaat die geen straf of vergelding betekent, maar een hoger doel dient, namelijk het openbaren van de werken van God (vgl. Jh 11:4). Om die werken van God te werken is de Zoon door de Vader gezonden. Die werken moeten worden verricht zolang het dag is, dat wil zeggen zolang Hij op aarde is. Zolang Hij op aarde is, schijnt het licht op aarde. Als de nacht zal zijn gekomen, dat wil zeggen als Hij verworpen is, zullen die werken niet meer mogelijk zijn.

Niemand kan dat werk overnemen dat Hij doet. Er zullen wel grote geloofswerken plaatsvinden, maar niet meer in die kracht en die volmaaktheid die Zijn werken kenmerken. Sinds Zijn verwerping is het nacht in de wereld (Rm 13:12). De gelovigen zijn niet van de nacht (1Th 5:5). Ze zijn wel in de nacht van de wereld, maar ze behoren bij de dag (1Th 5:8). Zolang Hij op aarde is, is het dag omdat Hij het licht van de wereld is. De duisternis is nog niet in volle donkerte aangebroken. Wij zijn ook lichten in de wereld (Fp 2:15), maar wij zijn geen zon, en ons schijnen is een schijnen in de nacht. Hij werkt terwijl het dag is.

Copyright information for DutKingComments