Jonah 1:2

De opdracht

De opdracht die hij nu krijgt, is anders dan die waarover we lezen in 2 Koningen 14 (2Kn 14:25). Dit keer is het geen boodschap waar een mens graag de straat mee opgaat, geen boodschap waar mensen op zitten te wachten en die de prediker een gezien man maakt. Hij moet nu wel onheil prediken.

Dat zou niet prettig zijn als het zijn eigen volk betrof. Maar hij wordt niet gezonden naar zijn eigen volk. Hij moet naar Ninevé, de hoofdstad van het Assyrische rijk. Dat is een stad met oude papieren. Ze wordt voor het eerst genoemd in Genesis 10 (Gn 10:11). Sanherib maakte de stad tot hoofdstad. De Meden en Perzen hebben haar in 612 v.Chr. verwoest.

Dat Jona daarheen moet, is zeker een unicum. Het is nog niet eerder gebeurd, althans naar wat we in de Schrift lezen, dat een profeet met een boodschap van God naar de heidenen is gezonden. Maar het staat niet aan een dienaar van God om de plaats van zijn dienst te bepalen en ook niet wat hij moet prediken.

De HEERE maakt hem deelgenoot van Zijn motieven om hem daarnaartoe te sturen. Hij vertelt Jona dat het kwaad van de stad tot Hem in de hemel is doorgedrongen (vgl. Gn 18:21; 1Sm 5:12). Het goede ontbreekt er volledig. De stad is door en door verdorven. Er blijft voor Ninevé niets anders over dan het oordeel.

Het is een grote stad omdat er zoveel inwoners zijn. Het is ook een stad met een enorme rijkdom (Na 2:9). Het aantal inwoners en de grote rijkdom zorgen ervoor dat ook haar macht en invloed op het wereldrijk, waarvan het de hoofdstad is, groot is. Groot in omvang is dan ook het kwaad van haar vele inwoners die leven in opstand tegen God. God kan het niet langer verdragen. Het oordeel moet worden aangezegd.

Copyright information for DutKingComments