Jonah 2:7

De uitweg

We voelen wel aan hoe het hart van Jona hoe langer hoe meer tot rust komt. De wanhoop verandert steeds meer in hoop die steeds meer in zijn hart begint te gloren. Die hoop kan nooit het gevolg zijn van veranderde omstandigheden, want hij zit nog steeds in de buik van de vis. Hij heeft geen enkel oriëntatiepunt. Hij bevindt zich in inktzwarte duisternis. Hij weet niet waar hij heengaat. Meer dan iemand anders heeft ervaren, ervaart Jona hoe de gedachtenis aan de HEERE iemand uittilt boven zijn omstandigheden.

Het lijkt erop dat Jona, juist door zijn verblijf in de vis, heeft ingezien dat de HEERE bezig was om hem te redden. Daaruit heeft hij hoop geput. Hij heeft in elk geval gedurende drie dagen adem kunnen halen, want in het water zou hij uiteraard zijn verdronken.

Hij spreekt vol geloof uit dat zijn gebed in Gods heilige tempel is aangekomen. Dit mag de ervaring zijn van ieder die in zijn leven in een situatie zit waarin elke uitweg afgesloten lijkt. Hij mag dan weten, dat God er is.

Het is Gods bedoeling dat wij door zulke situaties zullen leren wat Paulus heeft geleerd: “Geen uitweg ziende, maar niet geheel zonder uitweg” (2Ko 4:8). Toen Jona aan het leven wanhoopte, dacht hij aan de HEERE en bad tot Hem. Hij heeft de hand van God gezien in de storm en in het lot, maar in zijn diepste nood ziet hij op Hem Zelf. Als het gebed tot God komt, dan helpt en redt Hij ook.

Copyright information for DutKingComments