Jonah 2:8

Het grote verschil

Jona heeft een nieuwe ervaring van Gods goedertierenheid opgedaan, terwijl hij zich daaraan had onttrokken door van voor Gods aangezicht weg te gaan. Alleen God is de bron en verpersoonlijking van goedertierenheid. David noemt Hem “mijn goedertierenheid” (Ps 144:2). Met zijn ervaring wil Jona anderen waarschuwen om de HEERE niet prijs te geven. Hij is weggelopen bij God. Dat is bijna zijn ondergang geworden. Maar God heeft Zich over hem ontfermd.

Hoewel hij nog in de buik van de vis zit, is hij toch terug bij God. Overweldigd door Zijn goedertierenheid ziet hij het grote verschil tussen de levende God en de dode, nietige afgoden. Geen nietige afgod kan redden. Allen die hun vertrouwen stellen op iets anders dan God, doen hun ziel geweld aan.

Jona is geen afgodendienaar in de gebruikelijke betekenis van het woord. Hij is niet neergeknield voor afgoden van hout en steen. Toch is Jona in zekere zin wel een afgodendienaar. Hij heeft zichzelf gediend, hij heeft zichzelf in het middelpunt geplaatst. Dit zelfbewustzijn, dat hem tot eigenmachtig handelen heeft gebracht, los van God, heeft hem in de grootste ellende en diepste nood gebracht. Nu hij tot deze conclusie is gekomen, wil hij de dwaasheid van zulk handelen aan iedereen bekendmaken.

Copyright information for DutKingComments