Jonah 4:11

Delen in de ontferming van God

Met de woorden “zou Ík” wijst God met nadruk op Zichzelf en dat in Zijn grote barmhartigheid. Hij is met ontferming bewogen. We zien Gods ontferming in de Heer Jezus ten aanzien van de geestelijke nood van het volk (Mt 9:36) en ten aanzien van hun lichamelijke nood (Mt 14:14). Maar de discipelen delen niet in Zijn gevoelens (Mt 14:15).

Jeremia heeft wel gedeeld in de gevoelens van God ten aanzien van heidenen. We horen hoe God begaan is met Moab en hoe Jeremia deelt in die gevoelens (Jr 48:31; Js 15:5; Js 16:11;). En hoe ver is Jona verwijderd van de gevoelens van de Heer Jezus over Jeruzalem: “En toen Hij naderde en de stad zag, weende Hij over haar” (Lk 19:41).

Zou de koning van Ninevé wel hebben geweten hoeveel kinderen er waren? De HEERE weet het precies. Er zijn in Ninevé meer dan honderdtwintigduizend mensen die het onderscheid niet weten tussen hun rechterhand en hun linkerhand, kinderen dus. Dat wil niet zeggen dat de kinderen onschuldig zijn, maar dat de maat van hun verantwoordelijkheid beperkt is. Ze kunnen vaak nog niet onderscheiden tussen waarheid en leugen. Het maakt duidelijk dat God ook in de heidenwereld de kinderen niet laat sterven om de zonden van de ouders (Dt 24:16). God is bewogen over het lot van kinderen, zij gaan Hem ter harte.

Ook de dieren gaan Hem ter harte. Hij is de Rechtvaardige Die het leven van Zijn vee kent (Sp 12:10a).

Het antwoord van Jona op de vraag die God stelt, hebben we niet in de Schrift. De rechterstoel zal zijn reactie erop duidelijk maken. God heeft het laatste woord. Het abrupte einde van het boek maakt de inhoud en de lessen ervan des te indrukwekkender.

Copyright information for DutKingComments