Joshua 10:1-11

Inleiding

De vijf koningen die worden genoemd (Jz 10:3), verenigen zich tot een machtig leger om het afvallige Gibeon te straffen. Als Jozua het verzoek krijgt om te helpen, is hij in Gilgal. Vandaar vertrekt hij (Jz 10:7) en de HEERE geeft hem een grote overwinning. Daarna gaat hij terug naar Gilgal. Ook nadat hij verschillende steden in het zuiden van Kanaän heeft ingenomen, gaat hij terug naar Gilgal (Jz 10:43).

Gilgal is de plaats waar het volk is besneden (Jz 5:2-9). Voor ons betekent het dat de Heer Jezus het oordeel heeft gedragen dat wij hebben verdiend. Om van overwinning tot overwinning te gaan moeten we telkens terugdenken aan wat de Heer Jezus voor ons heeft gedaan. Anders gaan we op onszelf vertrouwen en komt de nederlaag.

Jozua krijgt een verhoring die nooit iemand heeft gehad (Jz 10:14). Zulke verhoringen kunnen wij ook krijgen als we erop vertrouwen dat de Heer Jezus voor ons strijdt.

In Jozua 10 komt Jozua op een bijzondere wijze voor onze aandacht. Het is een andere Jozua dan de falende Jozua van de vorige hoofdstukken. Hij toont hier de Goddelijke kracht die hem zo kenmerkt en waarin hij zozeer op de Heer Jezus lijkt in Diens handelen door de Heilige Geest. Daarmee is hij ook een beeld van de individuele gelovige die door de Heilige Geest tot machtige geloofsdaden kan komen.

Na zijn falen in Jozua 7 trekt Jozua in Jozua 8 in kracht tegen Ai ten strijde. Hij strekt de spies uit tot alle vijanden verslagen zijn (Jz 8:26). Dezelfde volgorde zien we in Jozua 9-10. Na te zijn gevallen in de list van Gibeon in Jozua 9 gaat hij in Jozua 10 in geestelijke kracht compromisloos de vijand te lijf. Jozua gaat aan het hoofd van het volk. Ze gaan in dit hoofdstuk ervaringen opdoen die ze nooit zouden hebben beleefd als ze niet zwak waren geweest, zoals van het stilstaan van de zon en de maan en het gebruik dat God van hagelstenen maakt om de vijanden te verslaan.

Na zwakheid komen de grootste overwinningen en geloofservaringen. Dat is geen excuus voor zwakheid en ongeloof. Toch bewijst de genade zich daarna wel sterker. Dat is eigen aan de genade. God heeft ook niet de zondeval gewild. Toch schittert daardoor Zijn genade op een manier die anders niet mogelijk zou zijn geweest. Dat mogen we in ons leven ervaren.

De Amorieten verenigen zich tegen Gibeon

Na de list van de Gibeonieten verenigen de vijanden zich en vormen een groot leger. Dat is het gevolg van betoonde zwakheid van Gods volk van het vorige hoofdstuk. Maar God weet het falen van Zijn volk en zelfs ook het goddeloze handelen van de mens te gebruiken tot Zijn verheerlijking. “Zíj echter kennen de gedachten van de HEERE niet. Zij begrijpen Zijn raadsbesluit niet: dat Hij hen bijeengebracht heeft als graanschoven op de dorsvloer” (Mi 4:12; vgl. Op 17:17).

Adoni-Zedek – dat betekent ‘heer van de gerechtigheid’ –, de koning van Jeruzalem, neemt het initiatief om een gemeenschappelijk leger te vormen om Israël te bestrijden. Hij staat aan het hoofd van de vijandige bondgenoten. Hier wordt voor het eerst over Jeruzalem gesproken, afgezien van Genesis 14, waar over Melchizedek – dat betekent ‘koning van de gerechtigheid’ –, de koning van Salem, wordt gesproken (Gn 14:18). Melchizedek zegent Abraham, in tegenstelling tot Adoni-Zedek die aan het hoofd staat van de vijanden van het nageslacht van Abraham. Adoni-Zedek is een beeld van de antichrist die ook koning van Jeruzalem zal zijn.

De toepassing voor ons is dat hoe verder we in het land komen, we een vijand ontmoeten die zich steeds sterker verweert, waardoor de strijd steeds heftiger wordt. Wie de hemelse zegeningen niet kent, kent ook geen strijd in het land. Vaak is de oorzaak van het niet kennen van de zegeningen dat men zich er niet voor wil inspannen ze te leren kennen. De gelovige moet zich de geestelijke dingen eigen maken. Te weten dat de geestelijke zegeningen er zijn, is nog iets anders dan ze ook werkelijk te kennen.

Gibeon is een grote stad, haar mannen zijn helden en willen blijven leven. Daarom hebben zij zich met list onder het volk van God begeven. Daarvoor is een zekere moed nodig. Zij behoren niet bij het volk, maar ook niet meer bij de wereld, die hun nu ook vijandig gezind is. Ze zijn nooit werkelijk gelukkig. Eerst zijn ze bang voor Israël, nu zijn ze bang voor hun vroegere vrienden.

De Gibeonieten roepen Jozua te hulp

Door hun vriendschap met Israël is Israël nu ook verplicht zich voor hen in te zetten. Israël maakt geen gebruik van hen, maar zij hebben Israël nodig. ‘Gibeonieten’ onder ons kunnen in de wereld invloedrijk zijn, maar het ontbreekt hun altijd aan geestelijke kracht. Daarvoor doen ze een beroep op het volk van God. Zij zijn alleen een plaag en een belasting. Maar God staat erboven en kan het toch gebruiken tot vervulling van Zijn plannen. Daarvoor heeft Hij het toegelaten.

De HEERE verslaat de Amorieten

God wil uit het falen van de Zijnen zegen tevoorschijn laten komen. Als we dat zien, zal vrees verdwijnen (Jz 10:8). Als het geloof op God is gericht, dat wil zeggen dat we op Hem vertrouwen, kunnen we vertrouwend verdergaan. God heeft hun de overwinning beloofd. Zij moeten handelen, er moet strijd zijn. Maar als er gestreden wordt met de toezegging van de HEERE in gedachten, is strijd alleen maar overwinning.

Ze verplaatsen zich in de nacht. De overval is verrassend. De HEERE strijdt mee. Hij brengt de vijand in verwarring, waardoor het volk de overwinning kan behalen. De HEERE heeft in de hagelstenen Zijn eigen wapen: “Hebt u de schatkamers van de hagel gezien, die Ik achterhoud voor een tijd van benauwdheid, voor een dag van strijd en oorlog?” (Jb 38:22b-23; vgl. Ex 9:24-25). Daarmee doodt Hij er meer dan Zijn volk dat doet door het zwaard.

De profetische toepassing ligt voor de hand als we denken aan het boek Openbaring, waar we ook hagelstenen tot oordeel vanuit de hemel zien komen (Op 16:21). Het gebeuren in Jozua wijst op de eindzege. Als wij ons verheugen op de verschijning van de Heer Jezus, dan verheugt het ons ook dat God de aarde zal reinigen van alle kwaad en dat ook onze overwinningen ten einde zijn gekomen in de eindzege. Dan is er geen strijd meer te strijden.

Uit wat Jozua zegt, spreekt een enorm geloof (Jz 10:12). De Heer Jezus heeft tegen ons gezegd dat we bergen kunnen verzetten als we maar geloof hebben (Mt 21:21-22; Mk 9:23). Jozua is zich bewust van de zegen die God wil schenken. Daarom richt hij zich in geloof tot God en beveelt in Gods Naam de zon en de maan stil te staan. Hij spreekt zijn woorden voor de ogen van het volk, waardoor allen tot getuigen worden gemaakt van de gevolgen van zijn geloofsuitspraak. Het geeft aan zijn geloof een extra dimensie. Hij is zeker van de verhoring en getuigt daarvan. Het volk heeft dat geloof niet gehad, maar na het zien van de verhoring zal het er wel door gesterkt zijn. Die uitwerking mag het ook op ons hebben.

Wij leven in de dag van de overwinning, met strijd tegen de machten van het kwaad in de hemelse gewesten. De strijd is niet alleen tussen Jozua en Adoni-Zedek, maar tussen de God van Israël en de afgoden van de Kanaänieten, dat zijn in werkelijkheid de demonische machten die achter deze afgoden schuilgaan. Baäl is de zonnegod en Astarte de maangod. De vijand gelooft dat de zon en de maan aan hun kant staan. Door het geloof van Jozua worden zij in hun beweging vastgezet als bewijs dat de God van Israël werkelijk en alleen God is.

Wij hebben de strijd tegen geestelijke overheden en machten. Jozua lijkt te begrijpen dat het niet alleen om de koningen van vlees en bloed gaat, maar om hen door wie zij zich laten leiden en die aan de zijde van de vijanden staan. Jozua vraagt God om Zijn macht over de kwade machten te tonen.

Als Jozua de zon gebiedt stil te staan, vervult hij het voornemen van God, Wiens kracht almachtig is en aan Wiens bevel zon en maan gehoorzamen. Afgodendienaars mogen tot zon en maan roepen om hulp, dat wil zeggen tot Baäl en Astarte, maar de HEERE, de Allerhoogste, toont aan Zijn volk dat de krachten van de hemel slechts Zijn dienaren zijn.

Als Jozua zegt “zon, sta stil”, is dat niet de wetenschappelijke taal, maar wat wordt gezegd in het alledaagse taalgebruik. Iedereen zegt dat de zon opgaat en ondergaat. De zon blijft op die dag twaalf uur langer aan de hemel staan. Het is een bijzondere, unieke dag. De stem van Jozua wordt verhoord zoals nooit de stem van iemand anders is verhoord. Hij is een beeld van de Heer Jezus.

We kunnen de zon ook als een beeld van de Heer Jezus zien. Door het stilstaan van de zon blijft het langer licht. De zon gaat niet over de wereld onder, voordat de gelovigen Zijn opgenomen. De gelovigen zijn “allen zonen van [het] licht en zonen van [de] dag” (1Th 5:5a). Zij kunnen door de kracht van de Geest van Christus in het geloof nu al overwinningen behalen die God eenmaal openbaar over de hele aarde zal behalen.

Wij zien de Heer Jezus nu al. Hij is door God verhoord in Zijn dood en opstanding. Hij is de Zon aan Gods rechterhand. Wij leven in de dag die niet eindigt tot de volle overwinning is behaald. Wij zien Hem aan Wie nu al “is gegeven alle macht in hemel en op aarde” (Mt 28:18). De demonische machten sidderen en beven voor dit licht van de zon.

Het “Boek van de Oprechte” is een geschiedenisboek waarin bepaalde daden zijn opgetekend, mogelijk in dichtvorm, die in het algemeen niet in de Schrift zijn opgenomen (2Sm 1:18; vgl. Nm 21:14; 1Kn 14:19; 29). Het is oude Hebreeuwse literatuur die verloren is gegaan. Als het in Gods plan voor Zijn Woord past, citeren bijbelschrijvers daaruit (vgl. Tt 1:12).

Copyright information for DutKingComments