Joshua 15:14-15

Kaleb krijgt en verovert zijn erfelijk bezit

Hier lezen we dat Kaleb zijn erfelijk bezit werkelijk in bezit neemt. Hij heeft het gekregen en de vijanden eruit verdreven. Kaleb kent deze kinderen van Enak van vroeger. Alle Israëlieten die er bang voor zijn geweest (Nm 13:33), zijn gestorven.

Enak betekent ‘langhalzige’ of ‘reus’. In hem kunnen we een beeld van de satan zien. Zijn drie zonen zijn samen een beeld van alles wat in de wereld is en tegen God in opstand is. Sesai betekent onder andere ‘vrij’, Ahiman betekent ‘broer van het geschenk’, Talmai betekent ‘vermetel’.

In verband met deze namen en “al wat in de wereld is” (1Jh 2:16) kan de volgende toepassing worden gemaakt. Het is de begeerte van het vlees om ‘vrij’ te zijn, te doen waar je zelf zin in hebt. Daarbij komt een zich laten leiden door de begeerte van de ogen, te willen bezitten wat als ‘een geschenk’ wordt voorgesteld. Ten slotte is de mens zo ‘vermetel’ dat hij in de hoogmoed van het leven neemt wat hem door de duivel wordt aangeboden.

Deze reuzen maken op Kaleb geen indruk omdat hij hen vergelijkt met de kracht van God. Hij is nu vijfentachtig jaar, maar nog even onbevreesd om het land in bezit te nemen als toen hij het pas had verkend. De reuzen zijn er in de loop van de tijd niet kleiner op geworden, maar het geloof van Kaleb in de macht van God ook niet.

Ook oude gelovigen kunnen de strijd strijden. Helaas kan het mogelijk zijn dat er in de loop van het christelijk leven oude gewoonten zijn binnengeslopen die een belemmering vormen om die strijd aan te gaan. Maar als er geloof is in de kracht van God, kunnen ook op hoge leeftijd nog reuzen worden verdreven en zegeningen in bezit worden genomen.

Kaleb, Othniël en Achsa

Kirjath-Sefer betekent ‘stad van het boek’. Het zal een stad van geleerdheid en literatuur van de Kanaänieten geweest zijn. Jonge mensen moeten zich soms bezighouden met boeken van de wereld, met moderne literatuur, waardoor de geest verontreinigd wordt. Dan is geestelijke kracht nodig dit bolwerk in te nemen en uit te roeien, zodat het geen schade aan de ziel berokkent.

Het is mogelijk in geestelijke kracht de confrontatie aan te gaan. Ouders hebben daarin een verantwoordelijkheid. Zij moeten weten wat hun kinderen tot zich moeten nemen. Ze hoeven zelf zulke lectuur niet te lezen, maar ze kunnen als Kaleb een beloning in het vooruitzicht stellen, een stimulans om in geloofskracht te overwinnen. Ouders hebben de plicht hun kinderen te helpen die stad in te nemen.

Othniël zal niet alleen aangespoord zijn door de beloning. Hij zal zelf ook verlangend geweest zijn naar het land. Hij zal er oom Kaleb vaak over hebben horen spreken en in het leven van zijn oom hebben gezien wat het voor hem betekent. Die voorbereiding, samen met de overwinning die hij behaalt en de vrouw die hij krijgt, maakt hem klaar om de eerste richter te kunnen zijn (Ri 3:9).

De stad wordt ingenomen door Othniël, een jonge man. Zijn naam betekent ‘leeuw van God’ of ‘mijn kracht is God’. Jonge mensen moeten zich vaak met ‘de stad van het boek’, dat is de wijsheid van de wereld, bezighouden. Als in geestelijke geloofskracht die stad wordt overwonnen, krijgt de stad een andere naam, Debir, dat ‘aanspraakplaats’ betekent. Dat doet denken aan het allerheiligste, de plaats waar God tot de hogepriester spreekt en tot het volk. Debir kan ook ‘een woord van God’ betekenen. Beide betekenissen wijzen op het spreken van God tot onze harten.

Het is te wensen dat alle oude gelovigen willen zijn als Kaleb die Kirjath-Arba, dat betekent ‘stad van reuzen’, heeft ingenomen om daar Hebron, dat betekent ‘gemeenschap’, van te maken. Het is te wensen dat alle jonge gelovigen willen zijn als Othniël die ‘de stad van het boek’ inneemt om daar ‘een woord van God’ van te maken.

Kaleb weet hoe hij jonge mensen moet stimuleren om de strijd aan te gaan. Hij belooft de veroveraar van Kirjath-Sefer zijn dochter. Othniël grijpt die kans. Voor hem zal Achsa niet alleen uiterlijk aantrekkelijk zijn geweest. Hij zal haar belangstelling voor het land hebben gekend, want daarvan geeft zij blijk.

Kaleb heeft ook zonen (1Kr 4:15). Zij zullen ook hun deel hebben gekregen. Maar de zegeningen van het land en het in bezit nemen ervan is niet alleen iets voor broeders. Geve de Heer dat er vrouwen als Achsa zijn, die belangstelling hebben voor het erfdeel van God en om een deel vragen.

De belangstelling van Achsa voor het land komt eerst tot uiting doordat zij haar man Othniël aanspoort van haar vader bouwland te vragen. Vrouwen die op deze wijze hun mannen stimuleren, zijn een ware hulp. Zulke vrouwen gaat het er niet om dat hun mannen een vooraanstaande positie zullen gaan innemen in de gemeente. Het gaat zulke vrouwen erom dat hun mannen geestelijke overwinningen zullen halen.

Het zal voor Kaleb een vreugde zijn geweest aan het verzoek van Othniël te voldoen. Hij geeft hem bouwland. Achsa ziet dat er iets aan het erfdeel ontbreekt. Zij wil niet alleen een land bezitten, ze wil ook vrucht van het erfdeel genieten. Zo kunnen wij wijzen op de hoeveelheid bijbelcommentaren die we hebben gekregen of aangeschaft of die we weten te vinden op het internet. Maar als we er niet op uit zijn die commentaren te gebruiken met het oog op het vrucht dragen, bezitten we slechts dor land.

Vier keer wordt in één vers over ‘geven’ gesproken (Jz 15:19). Achsa kent haar vader als een gevende vader. Als wij God zo kennen, zullen we Hem veel vragen. Het is Zijn vreugde ons te geven, maar Hij verlangt ernaar dat we het aan Hem vragen. Hij geeft graag aan hen die iets van Hem verwachten.

Achsa richt zich op gepaste wijze, niet vrijpostig of dwingend, tot haar vader. Ze komt van de ezel af. Kaleb begrijpt dat ze iets wil vragen. Ze vraagt een huwelijksgeschenk. Het droge land brengt niets op. Er is water nodig en daar vraagt ze om. Ze zal hebben geweten dat Mozes heeft gesproken over een land van overvloedig water, zowel in de laagten als op de hoogten (Dt 8:7). Het water uit een bron spreekt van het Woord van God dat levend is gemaakt door de Heilige Geest. Hooggelegen bronnen in het gebergte doen het water van boven naar beneden stromen. Laaggelegen bronnen zijn in de dalen.

We zijn in ons geloofsleven wel op hoogtepunten, maar ook in dalen. Conferenties en persoonlijke bijbelstudie kunnen van die hooggelegen bronnen zijn, waar we verkwikt worden. Maar ook in de moeiten van het geloofsleven, in de dalen, hebben we het heldere water van het Woord nodig om ons te verkwikken. Bovenal hebben we het geloofsverlangen van een Achsa nodig om zulke bronnen te verlangen.

Vaak hebben vrouwen een beter en groter inzicht in wat nodig is, dan mannen. Omdat ze ernaar verlangen en weten hoe ze in het bezit ervan kunnen komen, krijgen ze ook wat ze verlangen. Zo iemand is Maria “die ook aan de voeten van de Heer zat en naar Zijn woord luisterde” (Lk 10:39). De Heer Jezus zegt van haar: “Maria heeft het goede deel gekozen, dat van haar niet zal worden weggenomen” (Lk 10:42). Men kan nog zo vertrouwd zijn met het land, maar om vrucht te genieten, is een verlangen nodig.

Copyright information for DutKingComments