Joshua 17:4

De dochters van Zelafead

Zoals dat vaker gebeurt, wordt ook hier de opsomming van namen onderbroken door een korte geschiedenis. Zulke geschiedenissen hebben een belangrijke plaats. In dit geval wordt iets verhaald wat tijdens de uitdeling van de steden in de harten aanwezig is. We hebben dat gezien bij Kaleb en Achsa. Hier zien we het bij de dochters van Zelafead.

De dochters van Zelafead kiezen bewust voor een erfelijk bezit “te midden van onze broeders” in het land en niet bij de andere helft van de stam die heeft gekozen voor het Overjordaanse. Vrouwen delen evenzeer in het erfelijk bezit als mannen. Hun optreden in het openbaar mag door God op andere wijze geregeld zijn dan dat van mannen, hun aandeel in de geestelijke zegeningen is dat niet.

Normalerwijze erven alleen de zonen. Dochters die trouwen, gaan delen in het erfdeel van de man met wie zij trouwen. Zelafead heeft alleen dochters. Zelafead is gestorven in de woestijn en kan daarom niet naar Jozua. Zijn dochters kunnen dat wel en ze doen dat ook. Voordat ze door de Jordaan zijn gegaan, zijn ze naar Mozes gegaan om een erfelijk bezit te vragen (Nm 27:1-11). Nu komen ze bij Eleazar en Jozua het toegezegde erfelijk bezit opeisen. Bij de vier keer dat Jozua en Eleazar in dit boek samen worden genoemd (Jz 17:4; Jz 14:1; Jz 19:51; Jz 21:1), staat Eleazar steeds voorop.

De dochters tonen geloof. Ze hadden kunnen zeggen: ’Waarvoor moeten wij een erfelijk bezit? Als we trouwen, krijgen we het ook wel.’ Maar ze hebben Gods gedachten begrepen dat Hij elke familie een erfdeel wil geven. De vrouwen tonen belangstelling voor wat God aan hun familie heeft toegedacht. Er is bij hen niet slechts een algemene belangstelling voor het land, maar zij wensen het door God speciaal voor hen bestemde deel. Zij geven als het ware God gelegenheid Zijn bedoeling waar te maken. Zij hebben om zo te zeggen een tweevoudig geloof dat redeneert:

1. God heeft iets voor ons en dat willen we niet missen.

2. Wij laten ons niet door gebrekkige omstandigheden verhinderen ernaar te vragen.

We kunnen dit toepassen op het luisteren naar of lezen van wat een broeder doorgeeft uit de Schrift. Dat is goed en belangrijk, maar dat is nog niet wat God voor ons persoonlijk heeft. Die broeder kan alleen doorgeven wat hij zelf in bezit heeft genomen. Zijn dienst zal ons aanmoedigen in bezit te nemen wat de Heer ons ieder persoonlijk gegeven heeft. Een zuster moet daarom zelf het Woord lezen en dat niet aan haar echtgenoot of de broeders van de plaatselijke gemeente overlaten.

We mogen niet tevreden zijn met wat anderen voor ons hebben verzameld. Als wij ernaar verlangen van God te ontvangen wat Hij voor ons persoonlijk aan zegen heeft toegedacht, zal Hij dat geven. Zwakheid en gebrek zijn geen redenen om af te zien van het deel dat God ons persoonlijk heeft toebedeeld.

Door het geloof van deze vrouwen krijgen zij ieder een erfelijk bezit en de vijf zonen krijgen er ieder ook één. Zo krijgt de stam van Manasse tien delen.

Copyright information for DutKingComments