‏ Joshua 2:6

Inleiding

Voordat de doortocht plaatsvindt, ontmoeten we in dit hoofdstuk Rachab. In het Nieuwe Testament wordt gesproken over het “geloof” van “Rachab de hoer” en over de “werken” van “Rachab de hoer”:

“Door [het] geloof kwam Rachab de hoer niet om met de ongelovigen, daar zij de verspieders met vrede had opgenomen” (Hb 11:31).

“En is niet evenzo ook Rachab de hoer op grond van werken gerechtvaardigd, toen zij de boodschappers opgenomen en langs een andere weg uitgelaten had?” (Jk 2:25).

Rachab verbindt zich met het volk van God nog voordat het een overwinning heeft behaald. Door haar houding geeft zij haar verbinding met Jericho op. Zij gelooft dat het oordeel over de stad komt. Zij gelooft echter ook in de barmhartigheid van God. Aan haar verzoek om haar hele familie van het oordeel te redden wordt voldaan.

Dit soort geloof hebben wij nodig om de zegeningen die God ons heeft gegeven ook te kunnen genieten. Aan de ene kant horen we bij de gemeente van God en aan de andere kant zonderen we ons af van de wereld die onder het oordeel ligt. Om dit waar te maken moet voor ons leven wat Rachab in Jz 2:11b zegt: “Want de HEERE, uw God, is een God boven in de hemel en beneden op de aarde.”

Naast de praktische toepassing voor ons is er in de geschiedenis van Rachab ook een toepassing voor de toekomst voor het volk Israël. Hetzelfde kunnen we doen met het boek Handelingen, waarin het ontstaan en de eerste jaren van de gemeente worden beschreven. Voordat het volk het land binnentrekt, laat God ons in Rachab zien dat het naar Zijn gedachten is ook de heidenen in Zijn volk in te voeren.

Als Gods volk op het punt staat de zegen in bezit te nemen, toont deze geschiedenis dat God die zegen ook openstelt voor de heidenen. Rachab hoort bij ‘de volken in het vlees’ die nergens recht op of deel aan hebben (Ef 2:11-12), maar tot wie de zegen van God evengoed komt als tot Zijn aardse volk. En onder die volken neemt zij ook nog eens een te verafschuwen plaats in: die van een hoer. In haar opneming in het volk van God schittert Gods genade op een grootse manier.

Bij de doortocht door de Rode Zee zien we geen figuur als Rachab, want na die doortocht komt het volk in de woestijn. De woestijn hoort niet bij de raadsbesluiten van God. Wanneer God vanuit de braamstruik tot Mozes spreekt over Zijn plan om het volk uit Egypte te voeren en naar het beloofde land te brengen, spreekt Hij ook niet over de woestijn (Ex 3:4; 8).

Het land is het land van de zegen. Het volk staat op het punt de raadsbesluiten van God, die louter zegen bevatten, binnen te trekken. En als het om zegen gaat, betrekt God de volken erbij en mogen zij daar ook deel aan hebben. Het is als met de wet en de genade. De wet is aan één volk gegeven: Israël. De genade blijft niet tot één volk beperkt, maar gaat verder: tot alle mensen. Zo kunnen alle mensen aan Gods zegen deel krijgen als zij een geloof hebben als dat van Rachab.

Wanneer Israël in de toekomst, nadat het tot bekering is gekomen, in het land zal zijn, zal er ook een grote massa uit de volken in de zegen delen. Aan die zegen krijgen de volken deel door middel van de boodschappers die de Heer zal uitzenden (Mt 25:31-40). Het begin van de gemeente laat ook zien dat de volken toegang krijgen tot de zegen (Hd 8:26-39; Hd 10:44-48).

De eerste toepassing is dat God in de huidige christelijke tijd Zijn volk verzamelt uit alle volken om hen met het verheerlijkte Hoofd, Christus, in de hemel te verbinden. De gemeente, het lichaam van Christus, is niet alleen met Hem verbonden, maar met Hem eengemaakt in de hemel. Daarom hebben wij daar onze plaats.

In Handelingen zijn de eerste heidenen van wie we lezen dat zij tot geloof komen mensen met een hoge maatschappelijke positie. We lezen over een kamerling die de schatbewaarder, ofwel de minister van financiën, van de koningin van Ethiopië is (Hd 8:27) en over een Romeinse hoofdman (Hd 10:1). Maar hier wordt ons een hoer voorgesteld. Zo wordt zij twee keer in het Nieuwe Testament genoemd (Hb 11:31; Jk 2:25). Dat zij in Gods volk wordt opgenomen, laat Gods bijzondere genade zien. Die genade schittert helemaal als we opmerken dat zij zelfs een van de voormoeders van de Heer Jezus wordt (Mt 1:5).

De verkenners bij Rachab

Jozua stuurt er twee verkenners op uit. Dit is niet nodig om te beslissen over een eventueel binnentrekken van het land. Die beslissing is al genomen (Jz 1:11). Waarom is het dan nodig? Gaat trouwens de HEERE Zelf niet voor hen uit? Dit verkennen is niet zoals dat eerder vanuit de woestijn is gebeurd. Daar is het vanwege het ongeloof van het volk. Hier is het omdat God ons wil laten zien dat Hij de Zijnen wil inschakelen als Zijn instrumenten en dat daarbij onze verantwoordelijkheid ten volle overeind blijft staan. Wij moeten de situatie die wij het hoofd moeten bieden in ogenschouw nemen om met inzicht en in afhankelijkheid van Hem te handelen.

Door het verkennen komt aan het licht dat het hart van de inwoners van het land is weggesmolten (Jz 2:11). Dat te weten zal Israël bemoedigen. Tevens ligt het in Gods bedoeling om Rachab en haar familie te redden. Hij is een werk in haar hart begonnen. De verkenners worden door Hem gebruikt om dat werk te voltooien.

Het land en Jericho moeten worden verkend. Jericho is de deur naar het land en moet eerst worden veroverd wil het land kunnen worden ingenomen. Jericho is een beeld van de wereld. Zij stelt de wereld voor als het systeem waardoor de satan ons wil verhinderen om ons geestelijk erfdeel in bezit te nemen. De wereld oefent grote aantrekkingskracht op ons uit. Zolang dat het geval is, zijn wij zwak. We moeten het daarom eerst veroordelen in ons hart, zodat we vrij zijn van elke gebondenheid aan de wereld.

De verkenners moeten het land verkennen. Wil dat zeggen dat wij ook eerst de wereld moeten onderzoeken omdat we dan pas weten waarvan we ons moeten afwenden? Nee. In de weg die God de verkenners laat gaan, zien we hoe het deze twee mannen vergaat. Daardoor leren wij de les met betrekking tot het verkennen van de wereld.

De twee mannen gaan het land in om de macht van de vijand te leren kennen. Maar die macht krijgen ze niet te zien. In plaats daarvan hebben ze in Jericho in Rachab de macht van God ontmoet. God leidt de verkenners regelrecht naar het huis van Rachab. Ze zijn niet ver de stad ingegaan. Mogelijk zijn ze de eerste de beste woning ingegaan die ze kunnen binnengaan. En daarbij is het gebleven. Ze zijn alleen in het huis van Rachab geweest. Daar hebben ze het werk van God in het hart en het leven van Rachab gezien. God is in staat om in die stad en in het hart van een dergelijke vrouw zo’n machtig werk te doen. Op die manier komen ze in aanraking met Gods werk in macht en getuigenis.

Deze handelwijze van God leert ons dat wij, om het werkelijke karakter van de wereld te zien, naar het kruis moeten kijken. In het verwerpen van de Zoon van God wanneer Hij in goedheid op aarde is, zien we de ware aard van de wereld. Tevens zien we daar Gods oordeel over de wereld. Tussen Hem en de wereld is geen enkele band meer. Wie dat ziet, houdt de wereld voor gezien (Gl 6:14). Dit kan alleen worden waargemaakt door mensen in wie God het nieuwe leven heeft gewerkt. Bij hen is een enorme verandering te constateren. Eerst is er liefde voor de wereld en wordt Gods volk gehaat. Nu is er liefde voor Gods volk en wordt de wereld gehaat. Dat is de kracht van het evangelie. Die kracht ontmoeten de verkenners in Rachab. Daarom hoeven ze niet verder het land in.

Veertig jaar eerder hebben twaalf andere Israëlieten het hele land verkend. Tien ervan komen terug vol ongeloof en “lieten een kwaad gerucht uitgaan bij de Israëlieten over het land dat zij verkend hadden” (Nm 13:32-33). We moeten dus op de goede manier verkennen en dat is: zien wat God doet in levens. Dat overtuigt. Een God Die zo machtig is dat Hij mensen zo totaal kan veranderen, is ook machtig het hele land te geven.

Van Rachab wordt vermeld dat “zij de verspieders met vrede had opgenomen” (Hb 11:31). Dat staat lijnrecht tegenover de bedoelingen van de koning van Jericho. Hij zoekt de verkenners om hen om te brengen. De koningen van Kanaän, onder wie die van Jericho, zijn een beeld van de demonen. Zij haten God en Zijn gezanten.

Rachab liegt over de verkenners. Dat is haar oude natuur. We moeten dit niet goedpraten. God brengt iemand niet in omstandigheden om te zondigen (Jk 1:13). Maar we moeten haar ook niet te hard veroordelen. Wat zouden wij doen in een situatie waarbij het gaat om leven of dood voor anderen en onszelf? En hebben mannen Gods als Abraham en David ook niet gelogen in bedreigende situaties (Gn 12:11-13; 1Sm 21:2) en dat vanuit meer egoïstische motieven dan Rachab?

Met alle begrip voor het gedrag van Rachab moet voor ons duidelijk zijn dat liegen niet bij de nieuwe mens hoort, maar bij de oude mens (Ef 4:20-25). Wij zijn nog steeds in gevaar de werken van de oude mens te tonen. Wat Rachab doet, hoort bij de werken van Kanaän. Als ze de waarheid zou hebben gesproken, zou God wel op de een of andere manier hebben kunnen voorkomen dat haar en de verkenners kwaad zou worden gedaan (Gn 19:11; Jr 36:26).

God laat toe dat Rachab liegt. Hij is niet van haar leugen afhankelijk om de verkenners te redden. Voor de mannen is hierdoor wel duidelijk aan welke kant Rachab staat. Met gevaar voor eigen leven heeft ze hen opgenomen. Als de soldaten komen om hen gevangen te nemen, waarschuwt ze hen en verbergt hen. Deze daad is haar geloofsbelijdenis.

Rachab verbergt de verkenners omdat ze weet dat deze mannen haar enige hoop op redding zijn om te ontkomen aan het aanstaande oordeel. Van hun verberging hangt haar bevrijding af. Zij gelooft niet alleen in de God van Israël, maar zij maakt zich hier een met het Israël van God. Ze maakt zich ermee een, terwijl het volk nog niets bezit dan alleen God.

Rachab verbergt de verkenners onder vlasstengels. Dat heeft een mooie geestelijke betekenis. Vlas is de grondstof voor linnen. Linnen spreekt van de rechtvaardige daden van de gelovigen (Op 19:8). Dat Rachab vlas tot haar beschikking heeft en daarmee een goed werk doet, geeft in de geestelijke betekenis aan dat in haar liederlijke leven al eerder een omkeer is gekomen. Zij is ijverig geweest in het goede (Sp 31:13). Daardoor heeft zij in haar huis middelen waarmee zij de verkenners kan beschermen tegen de moordzucht van de vijand.

Copyright information for DutKingComments