Joshua 5:15

De Bevelhebber

Het lijkt erop dat Jozua naar Jericho is gegaan om de tegenstand te meten. Hij heeft nog geen bevel gekregen de stad aan te vallen. Mogelijk heeft hij overlegd hoe deze uitermate sterke stad ingenomen moet worden. Hij is een militair man, maar hij is nog nooit tegen een versterkte stad opgetrokken. In gepeins verzonken slaat hij zijn ogen op en ontdekt tot zijn verrassing de Man met het getrokken zwaard. Hij herkent Hem niet, zoals het ook later het geval is met Gideon (Ri 6:11-22) en Manoah (Ri 13:11-21), maar niet met Abraham die Hem wel herkent (Gn 18:1-3).

Als we de voorgaande gebeurtenissen in ons hebben opgenomen, kunnen we, na het gebruik van het stenen mes (Jz 5:2), de Man met het zwaard ontmoeten. Zo zien we Hem ook bij Bileam. Daar staat Hij gereed om hem te doden als hij zou doorrijden (Nm 22:23). Ook bij Jeruzalem staat Hij met het zwaard gereed om het te verwoesten (1Kr 21:16). Hier gaat Hij voor het leger uit. Hij is “nu” gekomen en geen ogenblik eerder. Zijn komst is aangekondigd (Ex 23:23) en nu is Hij gekomen en neemt de leiding over.

Zijn aanwezigheid maakt elke plaats waar Hij staat tot een heilige plaats (vgl. Gn 28:16-17). Zo zegt Hij dat tegen Mozes als het om een volk in ellende gaat dat op het punt staat bevrijd te worden (Ex 3:5). Hier gaat het om een bevrijd volk dat op het punt staat het land te veroveren.

De aanwezigheid van de HEERE als “de Bevelhebber van het leger van de HEERE” vraagt een even grote heiligheid en eerbied als bij Zijn neerkomen om Zijn volk te verlossen. Zoals Hij is als Hij neerkomt om deel te nemen aan de verdrukking van Zijn volk – Hij verschijnt in de brandende braamstruik die daarvan een beeld is –, zo is Hij ook als Hij te midden van Zijn volk staat om het te zegenen en het aan te voeren in de strijd. Het leger van de HEERE is Zijn aardse volk, maar het is ook de engelenmacht waarover Hij bevel voert (Gn 32:1-2; 2Kn 6:17; Mt 26:53; Hb 1:7; 14).

Ook wij hebben een geestelijke voorbereiding nodig om de geestelijke strijd te kunnen strijden. De geestelijke voorbereiding hebben we in Efeziërs 1-5. Daartoe behoort ook dat de verhoudingen tussen man en vrouw, ouders en kinderen, werkgever en werknemer die in Efeziërs 5 worden genoemd, in orde zijn. Dan kan de strijd naar de aanwijzingen van Efeziërs 6 effectief gestreden worden. De strijd die in de hemelse gewesten gevoerd wordt, is een heilige strijd.

De gezindheid van Jozua is die van onderdanigheid en gehoorzaamheid. Hij vraagt eerbiedig wat de HEERE hem te zeggen heeft. Als de HEERE dat doet, gehoorzaamt Jozua onmiddellijk. Dit is de juiste houding om verdere mededelingen over de te voeren strijd te ontvangen.

Copyright information for DutKingComments