Joshua 7:6-8

Jozua roept tot de HEERE

Bij de verovering van Jericho heeft de ark de centrale plaats ingenomen. Bij de aanval op Ai horen we niets van de ark. Na de nederlaag zoekt Jozua de ark op om zich voor de HEERE te vernederen. Hij ligt voor de HEERE in verootmoediging en bidt tot de avond of de HEERE wil duidelijk maken wat er aan de hand is.

Toch blijkt uit zijn gebed ook enig verwijt, alsof God voor de nederlaag verantwoordelijk is. Dat komt niet uit geloof voort. Alsof God niet het beste met Zijn volk voor heeft, maar het wil ombrengen. Zo kan ook onze reactie zijn op moeiten die ons treffen, die wij ook wel eens te wijten hebben aan het gaan van een eigen weg.

Jozua spreekt ook over de naam van Israël als een belangrijke naam, hoewel hij ook op de “grote Naam” van God wijst (Jz 7:9). Wat met onze naam gebeurt, hebben we aan onszelf te wijten, maar het is pas echt beschamend als ook de Naam van God door ons gedrag wordt gesmaad. De vijanden kunnen denken dat God niet sterk genoeg is om Zijn volk te helpen.

Copyright information for DutKingComments