Judges 10:1-5

Inleiding

De korte regering van Abimelech heeft voor veel geschiedenis gezorgd. Nu komen er twee richters over wie weinig wordt vermeld, maar die lang hebben gericht. Samen zijn ze goed voor vijfenveertig jaar richterschap. Zij vormen een contrast met Abimelech en zijn een correctie op zijn regering of een remedie ervoor. Er is wel gezegd: gelukkig het volk dat geen geschiedenis heeft, want geschiedenis is vaak niet meer dan een verhaal van zonde, droefheid en lijden. Het lange hoofdstuk over Abimelech is daarvan een illustratie.

Abimelech heeft het land in chaos gestort en zo achtergelaten. Zo kan ook een plaatselijke gemeente worden verwoest door ‘wanbeheer’ van opzieners. Er is behoefte aan ‘Tola-broeders’ en ‘Jaïr-broeders’. We zullen dadelijk zien wat zij voorstellen. We lezen niets over grote daden van beide richters. Het enige wat zij doen, is de vrede onder het volk van God bewaren. Na het machtsmisbruik van Abimelech moet dat een verademing voor het volk zijn geweest.

Tola

We weten niet veel van deze richter, maar we kunnen misschien iets leren van de betekenis van zijn naam. Tola betekent ‘een worm’. Hierin ligt al een enorm contrast met Abimelech. De worm spreekt van vernedering en staat tegenover de man die zichzelf verhoogde. Tola is “de zoon van Pua, de zoon van Dodo”. Pua betekent ‘uiting’, ‘spreken’ en Dodo betekent ‘zijn geliefde’, ‘behorend aan liefde’. Hierbij kunnen we opmerken dat alles wat hij zegt, zijn oorsprong vindt in de liefde.

Het bewustzijn van Goddelijke liefde is de bron van waaruit alles voortkomt. Het gevolg daarvan is, dat wie zich ervan bewust is het voorwerp van deze liefde te zijn, daarover zal spreken (Pua) en een nederige gezindheid zal hebben (Tola). Dat is het antwoord op wat mensen als Abimelech zijn en hebben gedaan. Het resultaat is de verlossing van Israël.

Tola is een beeld van Hem Die in volmaaktheid de gezindheid van nederigheid heeft geopenbaard en Zijn volk heeft verlost. De Heer Jezus zegt profetisch: “Ik ben een worm en geen man” (Ps 22:7). Dat was Zijn houding tegenover alle hoogmoed en het zoeken van eigen eer van de godsdienstige leiders in Israël.

Tola woont in Samir dat onder andere ‘diamant’ betekent. Die naam spreekt zowel van glans en schittering als van hardheid, kracht en onveranderlijkheid. Zo is het ook met een echte gezindheid van nederigheid. Ze is vol glans en aantrekkelijkheid voor wie er oog voor heeft, en geen enkele belediging of miskenning zal verandering in die gezindheid kunnen brengen.

Tola wordt begraven waar hij heeft geleefd. Misschien mogen we dat zo toepassen dat zijn leven een consequent leven is geweest, zonder af te wijken van de beginselen die erin tot uiting zijn gekomen. Zijn dood bewerkt geen verandering in de beginselen waarvoor hij pal heeft gestaan.

Jaïr

De opvolger van Tola is Jaïr. Zijn naam betekent ‘verlichter’. Hij lijkt iemand te zijn die licht om zich heen verspreidt, Goddelijk licht. Als we zijn naam verbinden met die van Tola, dan kunnen we zeggen dat de gezindheid van ‘worm’ leidt tot inzicht dat doorgegeven kan worden. Van dit doorgeven spreekt de naam Gilead, die ‘getuige’ betekent.

In het leven van Jaïr wordt uitbreiding zichtbaar. Hij heeft eerst drieëntwintig steden (Nm 32:41; 1Kr 2:22). Dat worden er dertig in de verzen die we nu voor ons hebben. Ook zien we dat door het leven van zijn dertig zonen het licht van hun vader verder verspreid wordt. Dat komt tot uitdrukking in de betekenis van de naam “dorpen van Jaïr”. Wat is vertaald met ‘de dorpen van Jaïr’, betekent letterlijk ‘de levens van Jaïr’. Daar waar de zonen van Jaïr wonen, openbaren zij het licht dat uit het leven van Jaïr straalt. Zo breidt het licht zich uit.

De ezelshengsten waarop zij rijden, zijn een zinnebeeld van voorspoed en een regering in vrede. De Heer Jezus rijdt op een ezelsveulen Jeruzalem binnen (Zc 9:9; Mt 21:1-11; Jh 12:12-15).

Jaïrs zonen zijn regeerders, maar zonder het leiderschap op te eisen. Ze zijn het in de praktijk. Ze hebben ieder hun eigen kleine kring (dorp) waarvoor zij verantwoordelijk zijn. Op dezelfde wijze heeft iedere gelovige zijn eigen kleine kring waar hij verantwoordelijkheden heeft. Dat is zijn plaats in het gezin, in de gemeente en in de wereld, de maatschappij.

Zoals de steden waar de zonen leven reproducties zijn van de stad van hun vader, zo mogen de gelovigen het licht van God in hun leven laten schijnen. De gelovigen zijn nu “het licht van de wereld” (Mt 5:14). Zij mogen in hun leven ‘reproducties’ van Christus zijn Die “het licht van de wereld” is (Jh 8:12).

Er is sprake van dertig zonen. Het getal dertig is te splitsen in tien keer drie. Tien is het getal dat verantwoordelijkheid voorstelt, denk aan de tien geboden; drie is het getal dat volle openbaring voorstelt, denk aan de drie-enige God geopenbaard in Christus.

We kunnen in dit alles ook een verwijzing zien naar het duizendjarig vrederijk. Dan zal Christus regeren en mogen alle gelovigen delen in Zijn regering en zal iedereen gezag krijgen over een aantal steden in overeenstemming met de trouw die is betoond tijdens de afwezigheid van Christus (Lk 19:11-27). In die tijd zal Christus als “de Zon der gerechtigheid opgaan” (Ml 4:2) en schijnen als de ware Jaïr, de ‘Verlichter’. Dan zal Hij in heerlijkheid gezien worden. Die heerlijkheid zal God Hem geven, omdat Hij Zich eerst zo heeft vernederd en een ‘worm’ is geworden, die ons in Tola werd voorgesteld.

De ‘worm’ vinden we terug in de verwerping van Christus en de ‘zon’ in Zijn verheerlijking. De verwerping en de verheerlijking worden prachtig beschreven in Filippenzen 2 (Fp 2:5-11).

Jaïr wordt begraven in Kamon, dat ‘opstanding’, ‘leven uit de dood’ betekent.

Copyright information for DutKingComments