Judges 18:3

Vraag en antwoord

Als de Danieten bij het huis van Micha komen, valt de Leviet op door zijn manier van praten. Hij hoort hier blijkbaar niet thuis. Om hun nieuwsgierigheid te bevredigen stellen zij hem enkele vragen. Deze vragen hadden de Leviet de ogen kunnen openen voor het verkeerde dat hij heeft gedaan en de valse positie waarin hij zich bevindt.

Op vraag één had het eerlijke antwoord moeten luiden, dat zijn eigen wil hem hier had gebracht. Maar die vraag wordt niet beantwoord. De twee andere vragen worden zonder meer juist beantwoord. Hij oefent het priesterschap uit voor Micha, die hem daarvoor geld geeft en hem ook van andere voordelen laat genieten (Ri 17:10). De Leviet is een door mensen in dienst genomen priester en moet dan ook doen wat Micha van hem verwacht.

Dit verschijnsel kennen wij vandaag de dag ook. In 2 Timotheüs 4 staat dat er een tijd zal zijn dat de mensen “naar hun eigen begeerten voor zichzelf leraars zullen verzamelen, om zich het gehoor te laten strelen” (2Tm 4:3). In die tijd leven wij. Mensen zoeken voor de beoefening van hun godsdienst naar mensen die het mooi en goed kunnen zeggen, als ze het geweten maar buiten schot laten. Ze moeten over de aangename dingen van het leven praten. Ze mogen daarbij de Bijbel wel aanhalen, als ze die maar uitleggen op de manier die zij prettig vinden. Wat gezegd wordt, mag hen niet veroordelen, want dan kiezen ze een andere prediker. De normen en waarden zoals die door God in de Bijbel gegeven zijn, mogen niet te duidelijk naar voren komen.

Hierdoor laat de christenheid vandaag geen ander beeld zien dan de tijd die we in het boek Richteren voor ons hebben. De invoering van een geestelijke klasse in de christenheid is al heel vroeg begonnen. Daarbij is uit het oog verloren dat niet mensen iemand tot een bepaalde dienst kunnen aanstellen, maar dat de Heer Jezus Zelf gaven heeft gegeven aan Zijn ‘lichaam’, dat is de gemeente. We lezen “en Hij heeft sommigen gegeven” (Ef 4:11), en “maar nu heeft God de leden, elk van hen, in het lichaam gesteld zoals Hij heeft gewild” (1Ko 12:18). Daarbij is geen sprake van onderhandelingen over arbeidsvoorwaarden, zoals dat bij de geestelijkheid van nu wel gebeurt.

De gaven zijn voor de hele gemeente, niet voor een afzonderlijk groepje. Geen groep kan een gave voor zichzelf claimen. Door het eigenmachtige handelen van de mens wordt dit geloochend en aan de kant geschoven. Elke groep heeft zo zijn eigen prominente leiders. Ook wat dit betreft, is er niets nieuws onder de zon. In de gemeente in Korinthe wordt dit kwaad al gevonden. De apostel Paulus pakt deze zaak in zijn eerste brief aan hen al direct in het eerste hoofdstuk aan (1Ko 1:10-13).

Copyright information for DutKingComments