Judges 18:31

De verovering van Laïs

De afgoden en de priester van Micha worden door de Danieten als een soort mascotte meegenomen. Het zal vast en zeker voor succes zorgen bij de opdracht waarvoor ze onderweg zijn. En zo gebeurt het ook. Laïs biedt geen tegenstand. Door hun afgezonderde positie is er ook niemand in de buurt om een eventueel noodsignaal op te vangen en hen te hulp te komen.

God gebruikt de stam Dan om hen te oordelen voor hun egoïstische, geldzuchtige leefwijze. Dat de stam Dan zelf ook te veroordelen is, verhindert niet dat God hen kan gebruiken om anderen te straffen. Meerdere geschiedenissen in dit boek zijn daarvan een bewijs. Alle volken die door God worden gebruikt om Zijn volk te oordelen voor hun ontrouw, zijn volken die zelf geoordeeld moeten worden. Dat is ook gebeurd, of zal nog gebeuren.

De stad die in plaats van Laïs wordt gebouwd, wordt Dan genoemd. Deze stad Dan wordt het spreekwoordelijke noorden van Israël, dat alles omvatte tussen “Dan en Berseba” (Ri 20:1; 1Sm 3:20; 2Sm 3:10).

De Leviet Jonathan, de zoon van Gersom, is een kleinzoon van Mozes (Ex 2:21-22). Er moet hier in Ri 18:30 voor Manasse Mozes worden gelezen. Er is in het Hebreeuws tussen de woorden Manasse en Mozes slechts één letter verschil. Het is schokkend te moeten constateren dat iemand uit zijn nageslacht, en dat al zo spoedig, de afgoderij binnen een stam van Israël op officiële wijze een bestaansrecht geeft. Dit is opnieuw een bewijs dat Godsvrucht en genade geen erfgoederen zijn. Zowel de geschiedenis van Israël als die van de christenheid levert daarvan schrijnende voorbeelden. We zien het ook in gezinnen van trouwe gelovigen.

De geschiedenis van Micha, de Leviet en de stam Dan eindigt met het noemen van de twee godsdienstige systemen die naast elkaar bestaan: de door mensen uitgedachte godsdienst en de plaats waar God in die tijd Zijn huis heeft, Silo. In de ogen van de mensen kunnen die twee misschien wel samengaan, maar in de ogen van God is dat onmogelijk.

Er zal een einde komen aan de dienst in Silo. Dat gebeurt als Hofni en Pinehas, twee goddeloze priesters, de ark als een mascotte meenemen en deze wordt buitgemaakt door de Filistijnen (1Sm 4:4-11). Maar zolang de tabernakel er nog staat, is er voor mensen als de Godvrezende Hanna in Silo een ontmoeting met de HEERE mogelijk (1Sm 1:9-11).

Copyright information for DutKingComments