Judges 20:1

Inleiding

In dit hoofdstuk komen belangrijke zaken naar voren die ook van toepassing zijn op het uitoefenen van tucht in de gemeente. Daarnaast komt naar voren dat deze uitoefening van tucht iets is waarmee de hele gemeente te maken heeft. Het hele volk is erbij betrokken. De weg die de Israëlieten gaan om de zonde uit hun midden weg te doen en wat God hun op die weg leert, geven een heldere illustratie voor het handelen van een plaatselijke gemeente als er uit haar midden zonde moet worden weggedaan. Het laat ook de gezindheid zien waarin dat moet gebeuren,

Elke zonde die in een plaatselijke gemeente openbaar wordt en waarover tucht moet worden uitgeoefend, is tegelijk een zaak die de gemeente tot bezinning moet brengen over de oorzaak ervan. Ze zal haar eigen toestand in Gods licht moeten onderzoeken en het verlangen moeten hebben om van Hem te horen hoe het komt dat deze zonde heeft kunnen plaatsvinden.

Het volk van God als één man

Het eerste wat het bericht van de gruweldaad uitwerkt, is dat het hele volk als één man samenkomt bij de HEERE. Al moet er verderop nog heel wat worden geleerd, dan is dit feit op zich een reactie die te prijzen is. Het is de tijd waarin ieder doet wat juist is in zijn ogen. Kenmerkend voor zo’n tijd is, dat men langs elkaar heen leeft. Elk gevoel van saamhorigheid is verdwenen. In die tijd van individualisme gebruikt de HEERE de begane zonde om weer eenheid onder Zijn volk te brengen.

Het tweede is dat ze de juiste positie innemen en dat is bij de HEERE in Mizpa. Een juiste positie is echter nog geen garantie voor een juiste gezindheid. Er kan voldaan zijn aan enkele belangrijke voorwaarden, zoals eenstemmigheid en een juiste positie, maar daar moet nog iets bij komen en dat is een juiste gezindheid.

Het is een goede zaak dat het volk als één man samenkomt – zie ook Ri 20:8 en Ri 20:11 – om het kwaad te bestraffen. Het is ook een goede zaak dat het ijver toont om zich van het kwaad te reinigen, zoals het ook een goede zaak is dat het de juiste positie inneemt. Maar het volk is nog lang niet in de goede gezindheid om tucht uit te oefenen. Het handelt alleen nog maar vanuit een vleselijke verontwaardiging en op eigen initiatief. Pas in Ri 20:18 vragen ze God, maar dan hebben ze hun eigen plannen allang gemaakt. Het is het kwaad dat hen samenbrengt.

Maar nooit zal iets wat kwaad is, kunnen dienen als een band waarmee Gods volk bij elkaar kan worden gehouden. En als het innemen van een juiste positie niet leidt tot een daarbij passende houding en gedrag, is dat ook geen garantie voor een juist handelen in tuchtzaken. Die dingen moeten samengaan.

Het kan zo zijn, dat gelovigen in de christenheid een juiste plaats of positie innemen. Daarbij kunnen we denken aan het samenkomen van de gemeente rondom de Heer Jezus, met Hem als Middelpunt, los van allerlei menselijke instellingen of groepsdenken. Als dat niet gebeurt uit liefde voor Christus en met besef van genade en in een houding van nederigheid, geeft de belijdenis van die positie geen enkele garantie voor zegen en de tegenwoordigheid van de Heer Jezus.

Als er eenheid is, komen ook de leiders naar voren. Een belangrijk aspect in het functioneren van de gemeente als een eenheid is dat er weer op een bijbelse wijze leiding wordt gegeven. We hebben in Richteren 5 Debora horen zingen over leiders die de leiding weer op zich namen (Ri 5:2). Als er geen koning is in Israël en er dus geen leiding is, gaat dat ook ten koste van het gevoel van saamhorigheid.

Copyright information for DutKingComments