Judges 5:29-30

7. De moeder van Sisera wacht tevergeefs

Ri 5:28 Van de eenvoudige tent van Jaël wordt onze blik nu gericht op het luxueuze huis van Sisera. Daar woont ook een vrouw, een moeder, maar een heel ander type dan Jaël en Debora. Haar vertwijfeling komt op treffende wijze tot uiting. Haar zoon kwam maar niet thuis en dat was ze niet gewend. Meestal kwam hij gauw terug van een gevecht en had dan de bewijzen van zijn overwinning bij zich. Dat hij zo lang wegbleef, kon betekenen dat hij was verslagen.

De moeder van Sisera leek vrij, ongebonden te zijn, maar ze was het niet. Ze zat achter “traliewerk” waardoor ze de wereld bekeek. Dat spreekt van de ‘geestelijke’ tralies van haar denken. Ze kende geen echte vrijheid. Zo is dat met alle vijanden van God. Ze menen met niemand iets te maken te hebben, terwijl ze zich aan alle kanten omgeven met veiligheidsmaatregelen.

De tralies, die als bescherming moeten dienen, zijn juist het bewijs van haar gevangenschap. Ze durft hem ook niet tegemoet te gaan. Ze blijft in haar fort, want dat is het, hoe luxueus het ook is ingericht. De angst heerst waar vertrouwd wordt op het eigen denken of mensen of zaken in plaats van op God.

Ri 5:29-30 De vragen van Sisera’s moeder worden beantwoord door pientere dames. Hun antwoorden zijn die welke aansluiten bij haar eigen opvattingen. Het zijn antwoorden die het geweten moeten sussen: ‘Je hoeft niet bang te zijn, het komt allemaal wel goed. Het ligt aan de grote buit die ze meevoeren. Dat vertraagt de terugtocht.’

Het was gebruikelijk dat de soldaten mooie meisjes als trofeeën mee naar huis namen. Het woord voor “meisje” betekent eigenlijk ‘schoot’ of ‘baarmoeder’, wat aangeeft dat deze meisjes moesten dienen tot bevrediging van de lusten van de soldaten. Tot de oorlogsbuit behoorde ook mooie en dure kleding. De gekleurde gewaden waren voor Sisera, het bonte borduursel voor zijn moeder en de edelvrouwen. Naast de bevrediging van de lusten diende deze kleding ertoe aan iedereen te laten zien hoe groot hun overwinning was. Het streelde de hoogmoed, het aanzien groeide. Het zijn de kenmerken van de vijand: gericht zijn op zichzelf en het zoeken van eigen eer.

Laten wij erop bedacht zijn dat wat de vijand typeert, ook in ons arglistige hart aanwezig is. We moeten voorkomen dat deze kenmerken bij ons ingang vinden. Hoe? Door te kijken naar wat ermee is gebeurd op het kruis van Golgotha en naar wat er mee zal gebeuren bij de komst van de Heer Jezus. Op het kruis is de vijand verslagen. Toch wil hij zich nog graag laten gelden. Daarvoor krijgt hij de kans als wij ons niet voor de zonde dood houden en het vlees toch laten werken.

Bij de komst van de Heer Jezus voor de gemeente zullen we alles achterlaten wat we verworven hebben door de zonde en het vlees. Niets ervan gaat mee naar de hemel. Zijn we niet dom en dwaas als wij toch willen voldoen aan de begeerten van het vlees? Luister naar wat Debora zegt in het laatste vers van haar lied.

Copyright information for DutKingComments