Judges 6:25-27

De eerste opdracht: afbreken en omhakken

Gideon ontvangt zijn eerste opdracht nadat hij door God in de juiste verhouding tot Hem is gebracht. Nu kan God hem gaan gebruiken. Maar voordat Hij Gideon in het openbaar laat optreden, moet Gideon eerst in zijn familie aan de slag. Hij moet thuis beginnen. Ditzelfde maakt de Heer Jezus Zijn discipelen duidelijk als Hij hun opdraagt van Hem te getuigen en daarmee te “beginnen bij Jeruzalem” (Lk 24:47), dat wil zeggen in hun directe omgeving, dicht bij huis. Daarna kunnen ze verder gaan, naar “heel Judéa en Samaria en tot aan [het] einde van de aarde” (Hd 1:8).

De opdracht die Gideon krijgt, is duidelijk. Hij heeft zojuist een altaar voor de HEERE gebouwd en thuis staat nog een altaar voor de Baäl. Deze twee altaren verdragen elkaar niet. Wie een altaar voor de Heer bouwt, zal ertoe moeten komen elk ander altaar af te breken. Pas dan kan er een getuigenis gegeven worden in de strijd voor de Heer. Eerst moet de Baäl worden weggedaan, anders zou misschien de overwinning aan hem worden toegeschreven. Ook de gewijde paal die erbij staat, moet eraan geloven. De gewijde paal lijkt een soort bescherming van het altaar te zijn. Zowel het altaar als de paal moet worden omgehouwen. Hier krijgt de naam Gideon, ‘neerhouwer’, zijn praktische betekenis.

In het altaar van de Baäl kunnen we de eerbied zien die mensen kunnen hebben voor allerlei dingen in hun leven, zonder dat God Zijn plaats daarin heeft. Baäl betekent ‘heer’. Zo kunnen er dingen in ons leven zijn die gezag over ons hebben, waardoor we ons laten overheersen. We maken onszelf met voor onszelf aannemelijke redenen wijs dat die dingen in ons leven aanwezig behoren te zijn, we ondervinden er nut van.

Een voorbeeld kan een en ander verduidelijken. Een bepaalde sport kan in ons leven zo’n grote plaats innemen, dat we er alles voor over hebben. We maken onszelf wijs dat het nuttig is voor ons lichaam. Om door de Heer gebruikt te kunnen worden zullen we zowel onze houding tegenover die sport als onze nuttigheidsredeneringen moeten veroordelen. Hiermee bedoel ik niet te zeggen dat het verkeerd is aan sport te doen. Ik wil alleen aangeven dat het een ‘altaar’ in ons leven kan zijn dat moet worden omgehouwen, samen met de verkeerde ideeën waarmee we dit ‘altaar’ beschermen.

De tweede opdracht: bouwen en offeren

Neerhouwen van het verkeerde is niet de enige opdracht die Gideon krijgt. Hij moet ook een nieuw altaar bouwen. Daarop moet hij de tweede stier van zijn vader offeren met het hout van de gewijde paal. Wat wil dit alles zeggen? Iets nieuws moet de plaats van het oude gaan innemen. Het oude heeft met de Baäl te maken, het nieuwe met de HEERE.

In Ri 6:24 bouwt Gideon spontaan een altaar om uitdrukking te geven aan de aanbidding die er in zijn hart voor de HEERE is. Nu krijgt hij van God de opdracht een nieuw altaar te bouwen. Je zou dit het altaar van zijn getuigenis voor God kunnen noemen. Hij moet het bouwen op een plek die voor iedereen zichtbaar is. Hiermee komt hij er openlijk voor uit dat hij tegen de Baäl en voor God kiest.

Samen met de tweede stier moet het hout van de gewijde paal worden geofferd. Dat wil zeggen dat alle redeneringen die we tot nu toe hebben gehad om onze dienst aan ‘de Baäl’ goed te praten, hun einde vinden in de offerdood van Christus. We erkennen dat in de dood van Christus alle gedachten die uit ons vlees voortkomen, zijn geoordeeld.

De tweede stier spreekt van de Heer Jezus. De tweede krijgt de voorkeur boven de eerste. Dit doet denken aan de “eerste mens” en de “tweede Mens” (1Ko 15:47). De eerste mens, Adam, heeft gefaald; de tweede Mens, dat is Christus, heeft in alles aan Gods wensen beantwoord. Gideon moet de tweede stier nemen omdat deze een mooie afspiegeling is van de Heer Jezus, Die God altijd volkomen toegewijd heeft gediend, tegenover een steeds weer falend volk.

Gideon doet het in de nacht

In gezelschap van tien knechten gaat Gideon op weg om zijn opdracht uit te voeren. In Ruth 4 treffen we ook tien mannen aan (Ru 4:2). Zij stellen een afdoende getuigenis voor, zoals de wet van de tien geboden dat is. Wat Gideon doet, kan door deze mannen worden bevestigd, zij kunnen getuigen wat er is gebeurd en hoe het is gebeurd. Als het op handelen aankomt, is Gideon geen ‘Einzelgänger’, iemand die alles alleen doet. Hij zorgt ervoor dat hij geruggensteund wordt door getuigen. Toch heeft hij nog niet de moed om zijn getuigenis op klaarlichte dag te geven. Hij doet het ‘s nachts.

Wie zal hem dat kwalijk nemen? Ik weet nog goed dat ik voor de eerste keer blaadjes met een evangelieboodschap ging verspreiden in de buurt waar ik toen woonde. Dat deed ik toen ook pas ‘s avonds, toen het donker was geworden. Nicodémus is ook zo iemand. Ook hij durft er eerst niet openlijk voor uit te komen dat hij belangstelling heeft voor de Heer Jezus (Jh 3:1-2). Maar dat is veranderd. Verderop in het evangelie naar Johannes horen we hoe hij het voor de Heer Jezus opneemt tegenover zijn collega-farizeeën (Jh 7:50-51). Nog weer later blijkt zijn liefde voor de Heer Jezus als hij “met een mengsel van mirre en aloë” komt als de Heer begraven wordt (Jh 19:39-42). Zowel in Johannes 7 als in Johannes 19 wordt eraan herinnerd dat hij “eerst ‘s nachts tot Hem was gekomen”.

In elk geval handelt Gideon in gehoorzaamheid. En als er gehoorzaamheid is, kunnen de gevolgen aan God worden overgelaten. Als wij doen wat God van ons vraagt, doet God voor ons wat wij niet kunnen. God neemt het voor Gideon op tegen diens vijanden.

Copyright information for DutKingComments