Judges 7:20-22

De strijd brandt los

Kort na middernacht brandt de strijd los. Iedere strijder heeft de plaats ingenomen die Gideon hem heeft aangewezen. Alles is in de grootst mogelijke stilte gebeurd. Het tijdstip van de aflossing van de wacht wordt benut om aan de rand van het kamp te komen, dicht bij het leger van de vijand. Alle strijders houden de ogen op Gideon en de honderd mannen die bij hem zijn, gericht.

Dan komt het sein. Driehonderd bazuinen laten hun geluid horen dat in de stilte van de nacht oorverdovend klinkt. Het geluid weerkaatst tegen de bergen en het dal vult zich met een aanzwellend bazuingeschal. Op hetzelfde moment worden de kruiken stukgeslagen en worden rondom het vijandelijke leger driehonderd fakkels zichtbaar. Het lijkt wel alsof er achter elke fakkel een grote legermacht schuilgaat.

Hieruit kunnen we leren hoe we met onze (geestelijke) vijanden kunnen afrekenen. Als eerste zien we dat het blazen van de bazuin verbonden is met het verbreken van de kruik. Dat kan ook niet anders. Getuigenis geven kan niet zonder afzien van onszelf. Vervolgens zien we dat door het breken van de kruik het licht zichtbaar wordt. Getuigenis en duisternis horen niet bij elkaar. Licht en getuigenis horen bij elkaar. Ook in Filippenzen 2 worden deze twee samen naar voren gebracht met het oog op ons verblijf te midden van de mensen van de wereld, “waaronder U schijnt als lichten in de wereld, terwijl u het Woord des levens vertoont” (Fp 2:15-16). Dat geeft zo’n grote openbaring van kracht, dat het de vijand overwint.

Er worden in de evangeliën vier dingen genoemd die het schijnen van het licht kunnen verhinderen. In Lukas 8 worden er twee genoemd. Daar zegt de Heer Jezus: “Niemand nu die een lamp ontstoken heeft, bedekt haar met een vat of zet haar onder een bed” (Lk 8:16). Een vat is de eerste verhindering voor het schijnen van het licht. Het vat stelt, zoals al is opgemerkt, een persoon voor. Hier is de verhindering dat iemand zichzelf belangrijk vindt. In de geschiedenis van Gideon hebben we gezien dat het vat of de kruik verbroken moet worden. De eigendunk moet verdwijnen, dan kan het licht onbelemmerd gaan schijnen. De tweede verhindering, het bed, spreekt van luiheid en gemakzucht. Wie zijn gemak ervan neemt en niet van plan is zich voor de Heer in te zetten, zal weinig licht om zich heen verspreiden.

In Lukas 11 worden nog twee verhinderingen genoemd: “Niemand die een lamp ontsteekt, zet die op een verborgen plaats of ” (Lk 11:33). Hier wordt eerst een verborgen plaats genoemd. Dat ziet op de verborgen zonden in ons leven, dingen die we stiekem doen en waarmee we niet voor de dag willen komen. Zolang we die niet belijden en nalaten, zijn die dingen een verhindering om ons licht te laten schijnen. De tweede verhindering is de korenmaat, die een beeld is van de handel, het druk bezig zijn om geld te verdienen. Dat kan zo’n belangrijke plaats in ons leven krijgen, dat het ook een verhindering wordt om ons licht te laten schijnen. Alles wat het licht verhindert om te schijnen, moet worden weggedaan uit ons leven (vgl. Mt 5:15; Mk 4:21).

Het enige wat er met de kruik moet gebeuren, is: breken. Dan wordt het licht door niets meer tegengehouden en kan het voluit schijnen. We beseffen maar al te goed dat wijzelf de grootste blokkade vormen voor het stralen van “[de] lichtglans van de kennis van de heerlijkheid van God” (2Ko 4:6). De fakkels worden in de linkerhand gehouden. De linkerhand spreekt van zwakheid. Het houden van de fakkel in de linkerhand stelt voor dat we onze zwakheid erkennen waarmee we licht verspreiden. Het verbreken van de kruik staat gelijk aan geen vertrouwen stellen op het vlees. Wie de kruik breekt, kan ook de bazuin blazen die in de rechterhand wordt gehouden. De rechterhand spreekt van kracht.

De roep van Ri 7:18 “voor de HEERE en voor Gideon” wordt in de praktijk “het zwaard van de HEERE en van Gideon” (Ri 7:20). Dat wil zeggen dat kiezen voor de Heer en voor mensen die Hem volgen, neerkomt op handelen in gehoorzaamheid aan het Woord van God. Het zwaard is een beeld van het Woord dat God heeft gegeven en in het leven van mannen en vrouwen Gods zichtbaar is. Als we zeggen dat we de Heer willen volgen, kunnen we dat alleen laten zien door in alles Zijn Woord te gehoorzamen.

Ieder op zijn plaats

Het is in de strijd belangrijk dat ieder de plaats inneemt die hem door de Leider is aangewezen. Om het belang hiervan duidelijk te maken kunnen we kijken naar een beeld dat in de Bijbel gebruikt wordt om de gemeente mee te typeren. Het gaat om het beeld van het lichaam. Bij een lichaam denken we niet meteen aan strijd, maar we zullen zien hoe het innemen van de ons aangewezen plaats in het lichaam ons bruikbaar maakt in de geestelijke strijd.

Elk lid van de gemeente is in deze vergelijking een lid van het lichaam en heeft daarin een taak te vervullen die samenhangt met de functie van dat lid. Wat elk lid moet doen, wordt door het hoofd geregeld. Om de gemeente, gezien als een lichaam, als een harmonieuze eenheid te laten functioneren is het van belang dat elk lid de commando’s opvolgt die door het Hoofd, dat is Christus, worden gegeven. Alle leden zijn via het Hoofd met elkaar verbonden.

De problemen beginnen als een lid niet tevreden is met de plaats die God het heeft gegeven, want Hij heeft “de leden, elk van hen, in het lichaam gesteld zoals Hij heeft gewild” (1Ko 12:18). Ontevredenheid omdat we niet een belangrijkere plaats hebben, of hoogmoed omdat we menen dat we de andere leden niet nodig hebben en het wel alleen af kunnen, zorgen ervoor dat het lichaam als geheel niet meer als een eenheid functioneert. Dan denken we niet aan het nut dat een ander lid van ons heeft, maar alleen aan onszelf. Zowel ontevredenheid als hoogmoed komt voort uit egoïsme. Dit egoïsme laat zich vandaag vaak vertalen in individualisme. Ieder gaat zijn eigen gang en trekt zich van de ander en van het geheel niet veel aan. Als ‘ik’ me maar lekker voel.

De christenheid is een hopeloos verdeeld geheel. Door onder andere genoemd individualisme openbaart diezelfde verdeeldheid zich helaas ook steeds meer in geloofsgemeenschappen waar men in overeenstemming met Gods Woord wil samenkomen en leven. Hierdoor ontstaat wanorde in de gelederen. Het resultaat is krachteloosheid in de strijd tegen de vijand. De gemeente heeft veel terrein moeten prijsgeven, omdat de leden niet ieder de eigen plaats blijven innemen onder aanwijzing van het Hoofd.

De oplossing is niet om alles te gaan structureren en zelf een orde aan te brengen. Er is maar één oplossing en dat is terug te keren naar de afhankelijkheid van het Hoofd en gehoorzaamheid aan de opdrachten die Hij geeft door middel van Zijn Woord. Dan neemt Hij de strijd over en zaait Hij verwarring onder de vijand.

Het blazen op de bazuinen, het stukbreken van de kruiken en het zichtbaar worden van de fakkels hebben een enorm effect. Het geweldige leger van Midian gaat op de loop, al schreeuwend, waardoor het lawaai alleen maar toeneemt. De verrassing is compleet. In de grote verwarring die is ontstaan, weten de Midianieten niet meer hoe ze het hebben. Iedere Midianiet ziet in zijn metgezel een vijand. Ze denken dat ze overrompeld zijn door een overmacht en vechten zich een weg uit het strijdgewoel, zonder te zien dat ze met hun eigen mensen te doen hebben. Op deze manier rekent de HEERE met de vijand af, want het is Zijn hand die dit hele gebeuren bestuurt.

Copyright information for DutKingComments