Judges 7:7

De driehonderd man

Daar gaan ze. Van de tienduizend overgeblevenen moet hij er nog eens negenduizend zevenhonderd wegsturen. Zij hebben, zonder het zelf te willen, bewezen dat ze niet uit het juiste hout zijn gesneden om in de strijd tegen Midian te worden ingezet. Ook hier lezen we niets van verweer van Gideon.

God heeft Zijn doel bereikt. Het overgebleven leger van driehonderd mannen is in zichzelf totaal onmachtig de vijand te verdrijven. De verhouding is één tegen vierhonderdvijftig geworden. Alle hoop voor het welslagen van deze onderneming móet wel op de HEERE gericht zijn. En dat is precies wat Hij wil. We horen wat de HEERE tegen Gideon zegt: “Door de driehonderd man die gelikt hebben, zal Ik u verlossen en Midian in uw hand geven.” De HEERE zegt: “Zal Ik.” Als Hij dat zegt, kan er geen twijfel bestaan over de uitkomst. Hij staat garant voor de goede afloop van de strijd. Dat is de grote bemoediging die Gideon meekrijgt. Eerst ontvangt hij deze belofte en pas daarna zegt God tegen hem dat de rest van het volk kan vertrekken.

Voordat die negenduizend zevenhonderd vertrekken, staan ze hun proviand en trompetten af aan de mannen die de strijd zullen gaan voeren. Dit laat een mooie karaktertrek zien. Hoewel zij geen deel mogen uitmaken van de uitverkoren legereenheid, ondersteunen zij de strijders met hun middelen. Van jaloersheid is niets te bespeuren.

Ook al kunnen wij misschien niet daadwerkelijk deelnemen aan de strijd, misschien omdat we te druk bezig zijn met de aardse dingen, dan kunnen we toch helpen door de strijders te voorzien van wat nodig is. Op die manier dragen we, al is het aan de zijlijn, toch bij aan de overwinning die wordt behaald en delen we in de vreugde ervan.

Dan gaan de negenduizend zevenhonderd weg. “De driehonderd man hield hij echter [bij zich]”. De woorden “hield hij” betekenen ‘hield hij stevig vast’. Dit kan erop wijzen dat bij de driehonderd mannen een sterk verlangen is ontstaan om het voorbeeld van hun vertrekkende collega’s te volgen en dat Gideon stevig op hen moet inpraten om hen bij zich te houden. Het is dan ook geen kleinigheid om een massale uittocht gade te slaan en te moeten constateren dat je met slechts enkelen overblijft. Dan wordt de neiging groot de massa te volgen op hun terugtocht. De strijd moet immers nog gestreden worden. Om nog eens helder voor ogen te stellen dat er aan de ernst van de crisis niets is veranderd, wijst de Heilige Geest aan het eind van Ri 7:8 nog een keer op de aanwezigheid van de vijanden.

Gelukkig blijven de driehonderd mannen bij hem. Het doet denken aan wat we lezen in Johannes 6. Naar aanleiding van alles wat de Heer Jezus in dat hoofdstuk heeft verteld, staat er aan het einde van het hoofdstuk: “Van toen af trokken velen van Zijn discipelen zich terug en wandelden niet meer met Hem. Jezus zei dan tot de twaalf: Wilt u soms ook weggaan? Simon Petrus antwoordde Hem: Heer, naar wie zullen wij toegaan? U hebt woorden van eeuwig leven” (Jh 6:66-68).

Hoewel het om verschillende gebeurtenissen gaat, komt het er toch in beide gevallen op aan waarvoor we kiezen. Als we innerlijk overtuigd zijn dat de Heer Jezus voorziet in alles wat we nodig hebben, zullen we bij Hem willen blijven. Wat er ook gebeurt en hoeveel er ook afhaken omdat de offers te groot worden, het zal ons niet doen twijfelen aan de trouw van de Heer.

Copyright information for DutKingComments