Judges 8:1-3
Inleiding
Ook dit hoofdstuk gaat over strijd. De strijd in het vorige hoofdstuk gaat tegen een vijand van buiten die vaste voet in het beloofde land heeft gekregen. De hoofdmacht is verslagen. De overwinning is behaald, maar kan nog niet worden gevierd. Er komen in dit hoofdstuk nog andere soorten strijd aan de orde. Ze zijn het gevolg van jaloersheid (Ri 8:1-3), van het weigeren van medewerking (Ri 8:4-17) en van vleierij (Ri 8:18-31). Hoe Gideon hiermee omgaat, bevat weer belangrijk lesmateriaal voor onze geestelijke strijd. Het hoofdstuk eindigt met Gideons dood.Jaloersheid
Efraïm is een jaloerse stam. In Jesaja 11 wordt afgunst, jaloersheid als een speciaal kenmerk van deze stam gegeven (Js 11:13). Hun eigen ‘ik’ is geprikkeld omdat zij niet gekend zijn in de strijd. Hun eigendunk is aangetast. In Jozua 17 zien we al wat er mis is met de Efraïmieten: ze zijn niet tevreden met het hun toegewezen stuk land (Jz 17:14). Ze zijn immers een grote stam en hebben daarom recht op een groter stuk, vinden zij. Ze voelen zich de voornaamste stam. Als God aan het werk is om de gelovigen bij elkaar te houden, kan er zomaar iemand zijn die nieuwe moeilijkheden veroorzaakt. Voor jaloersheid is het onverdraaglijk dat God anderen gebruikt en ons passeert. Als iemand iets doet wat de Heer zegent, zal er in plaats van een ‘prijs de Heer!’ vrij snel iets komen van ‘waarom heb je er mij niet bij geroepen?’ Het komt neer op: ‘Het kan niet goed zijn, want het is zonder mij gegaan.’ De ‘Efraïmieten’ zijn nog steeds niet uitgestorven. De geest van jaloersheid die de Efraïmieten kenmerkt, vinden we zeker niet bij Paulus. Hij verheugt zich erin als Christus wordt gepredikt, ook al gaat dat ten koste van hem (Fp 1:15-18).Het zachte antwoord van Gideon
De gezindheid van de Efraïmieten wordt juist door de overwinning van Gideon openbaar. Door de reactie van de Efraïmieten wordt ook de gezindheid van Gideon openbaar. Er is een wisselwerking. Als wij een overwinning hebben behaald voor en door de Heer, worden anderen op de proef gesteld, maar wijzelf net zo goed. Zijn wij belangrijk geworden door die overwinning? Gideon doet wat in Filippenzen 2 staat: “Laat elk in nederigheid de ander uitnemender achten dan zichzelf” (Fp 2:3). Dat is hét middel om tweedracht te voorkomen en de eenheid onder het volk te bewaren. Hij bedaart hun toorn door hen te prijzen. Hij gaat er niet hard tegenin, maar met zachtheid, want “een zacht antwoord keert woede af” (Sp 15:1a). Hoewel de Efraïmieten niet betrokken zijn geweest bij het echte gevecht, geeft Gideon hun meer eer dan zichzelf. Zij hebben meer vijanden gedood dan hij. Dat brengt hij naar voren. Er worden meer vijanden gedood als de vijand op de vlucht slaat, dan wanneer de strijd in alle hevigheid woedt. Gideon maakt hun aandeel groot en belangrijk en stelt zijn eigen aandeel als geringer voor. Met deze houding en gezindheid wint hij zijn verongelijkte broeders en bewijst daarmee dat hij sterker is dan een sterke stad. “Een broeder wie onrecht is aangedaan, is erger dan een sterke stad” (Sp 18:19). Wij doen nog wel eens geringschattend over de dienst van een ander. Jefta pakt een dergelijke zaak heel anders aan en het gevolg is een burgeroorlog. We krijgen die geschiedenis nog in Richteren 12. De Efraïmieten gaan weg met het idee dat door hun inzet de oorlog is gewonnen. Het kan een middel zijn om de vrede in de plaatselijke gemeente te bewaren door van een ‘lastige’ broeder in de gemeenschap bepaalde goede eigenschappen of werkzaamheden te benadrukken, zonder tot vleierij te vervallen. Het vraagt van ons de gezindheid van nederigheid die volmaakt in de Heer Jezus aanwezig is. Hij is ons voorbeeld (Fp 2:1-9). Zijn vernedering was vrijwillig en totaal. Hij zocht altijd het belang van de ander. Zijn voorbeeld is het meest verregaand van wat iemand ooit voor een ander heeft gedaan. Hij kwam van de hemel op de aarde, werd Mens, werd Slaaf en stierf de dood aan het kruis. Een grotere vernedering is niet denkbaar. En wij hebben vaak de grootste moeite met de geringste toegeeflijkheid aan een ander. Het gaat hierbij niet om het goedpraten van een zonde. Het gaat om onze gezindheid tegenover iemand die lastig is waardoor onze gezindheid wordt getest, of wij vinden dat wijzelf belangrijk zijn.
Copyright information for
DutKingComments