Judges 9:15

De doornstruik

Dan komt de ‘echte’ heerser naar voren. De bomen die op weg zijn om een koning over zich te zalven (Ri 9:8), hebben tevergeefs een beroep gedaan op de olijfboom, de vijgenboom en de wijnstok. En, heel merkwaardig, het resultaat is niet dat ze zich afvragen of ze wel goed bezig zijn, maar ze gaan door met hun zoektocht. Ze gaan niet terug naar hun eigen plek om daar hun eigen vrucht te dragen. Ze zijn ontevreden met hun plaats in het bos en dat blijven ze. Als niemand van de echte kandidaten bereid is koning te worden, dan gaan ze maar iemand vragen aan wie ze in eerste instantie niet hebben gedacht, maar die het zeker wel zal willen.

In Ri 9:14 lezen we iets wat er de andere keren niet bij staat, namelijk dat het verzoek uitgaat van “al de bomen”. Het lijkt alsof door alle afwijzingen de hunkering naar een leider alleen nog maar sterker is geworden. Ze moeten en zullen iemand hebben die over hen heerst. Dat is een ideaal uitgangspunt voor de doornstruik.

Een doornstruik spreekt tot de verbeelding van ieder die er wel eens mee in aanraking is gekomen. Van een doornstruik kun je alleen pijn verwachten. De doornstruik praat niet over vrucht, maar over schaduw – alsof een doornstruik bescherming tegen de brandende zon kan bieden – en vuur. Wie onder een doornstruik gaat liggen, kan alleen maar schrammen en pijn oplopen.

Dorens zijn een direct gevolg van de zonde (Gn 3:18). Wie zijn toevlucht neemt tot zondige middelen om de eigen verlangens te bevredigen, kan niet anders dan de ondergang verwachten. De doornstruik stelt de vloek voor als gevolg van de zonde die gestalte krijgt in een man die zichzelf zoekt. Een compromis is niet mogelijk. Het is buigen of omkomen. Dat wordt in de rest van dit hoofdstuk bewezen. Wie zelf iets wil zijn onder de broeders, bewijst alleen maar dat hij een doornstruik is.

Copyright information for DutKingComments