‏ Judges 9:18

De uitleg van de gelijkenis

Vanaf de veilige hoogte van de berg Gerizim gaat Jotham vervolgens de gelijkenis aan zijn gehoor uitleggen. Door de weerkaatsing tussen de bergen is hij voor iedereen duidelijk verstaanbaar. Wat hij zegt, moet een krachtige indruk maken op de gewetens van de hoorders (Ri 9:16) die zich in het dal beneden hem bevinden. Hij herinnert hen aan de gunsten die hun in het verleden door zijn vader Gideon zijn bewezen (Ri 9:17) en noemt hun grote ondankbaarheid (Ri 9:18). Dan beklemtoont hij het resultaat van hun opstand (Ri 9:20).

In zijn uitleg tekent Jotham het contrast tussen Gideon en Abimelech. Hij beschrijft de waardeloosheid van Abimelech, die de mannen van Sichem gewillig als koning over zich hebben aanvaard. Hij beschuldigt hen ook van een schaamteloze behandeling van het huis van zijn vader aan wie zij zoveel verschuldigd zijn. Zoveel onrecht kan niet ongestraft blijven. Zij zullen de vrucht van hun eigen handelingen eten. Het verbond tussen Abimelech en de burgers van Sichem zal uitlopen op een strijd waarbij ze elkaar zullen uitroeien. In Ri 9:20 zegt Jotham wie er met de doornstruik wordt bedoeld: Abimelech.

Het contrast met zijn vader Gideon komt ook hierin tot uiting, dat Gideon het koningschap heeft geweigerd, net als de goede bomen. Het koningschap van Abimelech zal het verderf betekenen van het volk en van zichzelf. Ook hier zien we een contrast met Gideon van wie Jotham zegt: “Mijn vader heeft immers voor u gestreden, zijn leven gewaagd en u uit de hand van Midian gered” (Ri 9:17). Gideon heeft zijn leven geriskeerd, letterlijk staat er ‘zijn leven weggegooid’. Dat laat de volle inzet van Gideon zien om het volk van God te bevrijden. Hij lijkt hierin op de Heer Jezus, Die Zijn leven niet alleen gewaagd heeft, maar het heeft overgegeven om ons te redden.

Abimelech lijkt op de duivel, die komt om te stelen, te slachten en te verderven, zoals de Heer Jezus zegt: “De dief komt niet dan om te stelen en te slachten en te verderven; Ik ben gekomen opdat zij leven hebben, en het overvloedig hebben. Ik ben de goede Herder; de goede Herder legt Zijn leven af voor de schapen” (Jh 10:10-11). In de eerste (de dief) herkennen we Abimelech, in de tweede (de goede herder) Gideon.

Copyright information for DutKingComments