Lamentations 1:7

Bezinning

Jeruzalem – hier wordt de naam van de stad voor de eerste keer genoemd – bevindt zich in ellende en ontheemding (Kl 1:7). Wat vroeger betreft, zijn er alleen herinneringen aan wat ze toen aan vele kostbaarheden bezat. Dat maakt de situatie alleen maar droeviger. Toen ze in het bezit was van al die kostbaarheden, kwam de vijand en viel ze in de hand van de tegenstander. Steeds weer moet ze aan dat verschrikkelijke ogenblik denken.

Een helper was er niet, dat maakt het nog dramatischer. Het is dramatisch om zonder helper in de macht van een meedogenloze vijand te zijn. In die toestand komt een volk of een mens terecht, wanneer God als Helper wordt afgewezen (Hs 13:9). Vervolgens blijkt dan ook nog dat een dergelijke situatie in plaats van medelijden op te wekken leedvermaak geeft bij de tegenstander, die zich verheugt over haar ondergang. Dit lachen is een hatelijk, boosaardig, duivels lachen.

Deze verandering van situatie is het gevolg van haar zware zonden, waarvan de schuld steeds groter werd omdat die zonden onophoudelijk werden herhaald (Kl 1:8). Daardoor is Jeruzalem te schande geworden en van alle waarde en eer ontdaan, terwijl ze nu ‘naakt’, dat is zonder enig middel van bescherming, openligt voor haar vijanden. Haar naaktheid is de straf op haar ontrouw aan de HEERE. We zien hier weer de tegenstelling tussen vroeger en nu. Allen die haar vroeger vereerden, met wie ze verbonden had gesloten, en die haar nu zien, verachten haar.

De stad wordt steeds als een vrouw gezien. In Kl 1:1 is ze weduwe en hier is ze een onreine vrouw vanwege haar maandelijkse onreinheid, maar ook nog eens een naakte vrouw. Het enige wat zij doet, is zuchten en zich afwenden, zich naar achteren toe omkeren. Ze heeft een afkeer van zichzelf gekregen. Ze wil zichzelf niet zien en ook niet weten wat anderen van haar zien.

Copyright information for DutKingComments