Lamentations 5:19-22

Smeekbede om herstel

Het boek eindigt met een gebed (Kl 5:19-22). We horen de HEERE niet spreken in dit boek, maar we horen de Godvrezende spreken tot de HEERE in een gebed van hoop. De HEERE zal Zijn tempel weer opbouwen. Hoewel het geloof weet en vertrouwt dat het zal gebeuren en dat de HEERE het zal doen, smeekt het toch dat het zal gebeuren.

Het geloof van het overblijfsel richt het oog van de puinhopen af en kijkt naar boven. Het overblijfsel weet het: de “HEERE zetelt voor eeuwig” (Kl 5:19), Zijn troon is niet verwoest, maar is onaantastbaar en onwankelbaar. Wij zien in de troon de Heer Jezus. Hij blijft tot in eeuwigheid (Ps 45:7; Ps 102:13). Alles mag veranderen, Hij niet. Wereldrijken wisselen elkaar af. Alleen Gods macht blijft bestaan en is verheven boven die van alle aardse heersers. Hij blijft over alles de volledige controle houden. Het overblijfsel gelooft dit vast en daarom blijven ze hopen dat Hij Zijn macht eenmaal ten goede voor hen tot hun bevrijding zal tonen.

Het overblijfsel klampt zich vast aan de beloften van de HEERE (Kl 5:20). Ze spreken het als een vraag uit dat de HEERE hen toch niet voor altijd zal vergeten, ook al moet Hij hen voor zo lange tijd vanwege hun zonden verlaten.

Het geloof ziet in dat ware bekering alleen mogelijk is als die van de HEERE komt (Jr 31:18c; 33-34; Ez 36:25-27). Er is hier in dubbel opzicht van bekering sprake: letterlijk, lichamelijk, terug naar het land, maar ook geestelijk, terug naar de HEERE. Dat kan en zal gebeuren op grond van het werk van Christus op het kruis. Als Hij terugkomt, zal het plaatsvinden. Dan is er een totale vernieuwing, uiterlijk en innerlijk.

Met Kl 5:22 eindigt het gebed en tevens het boek. Hieruit spreekt geen vertwijfeling, maar hoop. Het is de overtuiging dat de HEERE Zijn volk niet loslaat, dat Hij Zijn verkiezing niet tenietdoet. In deze roep naar de HEERE ligt het vaste vertrouwen dat Hij Zijn volk naar Zijn beloften weer gedenkt.

Hij verwerpt hen niet geheel en al. Er blijft een rest over. Zijn toorn duurt ook niet eeuwig, want als er berouw en bekering zijn, houdt Zijn toorn op. Het overblijfsel zal dat op indrukwekkende wijze ervaren. Als ze tot berouw en bekering zijn gekomen, zullen ze zingen: “Want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig” (Ps 136:1-3).

Copyright information for DutKingComments