Leviticus 10:13

Wat voor de priesters is

Na het negatieve, wat de priesters niet tot zich mogen nemen – wijn en sterkedrank –, komt nu het positieve, wat de priesters wel tot zich mogen nemen. Ze mogen eten van het graanoffer (Lv 10:12-13), van het dankoffer (Lv 10:14-15) en van het zondoffer (Lv 10:16-20). Priesterdienst kan niet bestaan louter uit het zich van dingen onthouden. Het is een (negatieve) voorwaarde, maar niet genoeg. Om te kunnen offeren moeten we ons voeden met wat we offeren.

Eten is het hebben van gemeenschap op de meest innige wijze. Er wordt gegeten op “een heilige plaats” (Lv 10:13), dat wil zeggen in Gods tegenwoordigheid, voor Zijn aangezicht, in Zijn nabijheid. De priesters eten van het graanoffer. Voor ons betekent het dat wij ‘eten’ van de Heer Jezus als volmaakte Mens op aarde en daar volmaakt tot eer van God is. We ‘eten’ ook, samen met Gods volk, van de kracht en liefde waarmee de Heer Jezus het werk heeft volbracht, wat wordt voorgesteld respectievelijk in de achterbout en in het borststuk van het dankoffer.

Copyright information for DutKingComments