Leviticus 19:3

Relatie tot ouders, sabbat en afgoden

Beide geboden die in Lv 19:3 worden genoemd vormen een samenvatting van de hele wet. Het gaat om de erkenning van het door God verleende gezag en het gezag van God Zelf.

Ontzag voor God, Die we niet zien, wordt in de eerste plaats getoond door ontzag te hebben voor vader en moeder, die we wel kunnen zien (vgl. Ml 1:6a). Vader en moeder zijn Gods eerste gezagsinstantie op aarde waarmee een mens te maken krijgt zodra hij geboren is. Het eren van vader en moeder geldt zolang zij leven en niet alleen als we bij hen in huis wonen. De moeder wordt het eerst genoemd. Ook als de vader overleden is, blijft het gebod haar te eren.

Aan dit gebod om ontzag te hebben voor de eerste gezagsinstantie waarmee een mens op aarde te maken heeft, wordt het sabbatsgebod gekoppeld. Door het in acht nemen van Gods sabbatten toont de Israëliet zijn erkenning van God. Bij alle geboden kan een bepaalde nuttigheid worden verondersteld. Bij het sabbatsgebod is dat niet direct aan te wijzen. Een mens kan het eerder zien als een dag met productiviteitsverlies. Wie dit gebod houdt, doet het omdat God het heeft gezegd.

In de geestelijke betekenis legt het sabbatsgebod de basis voor alle verhoudingen. Als we rusten in de rust van God, dat wil zeggen in het werk van Christus, zal er ook in de familierelaties rust zijn in de erkenning van de verplichtingen die God daarin heeft gegeven.

Vader en moeder (gezin) en sabbat (rust na werken) zijn door God ingesteld vóór de zondeval. Deze instellingen vormen de pijlers van een vredige wereldorde en burgerlijke welvaart. Allen die tot Gods volk behoren, mogen deze pijlers in geestelijke zin in ere herstellen.

Het gebod van het eren van vader en moeder geldt ook voor de gemeente (Ef 6:2). Het sabbatsgebod kan niet letterlijk worden gehouden omdat Gods rust met betrekking tot de schepping door de zonde is verstoord (Jh 5:16-17). Voor de schepping is die rust nog toekomst (Hb 4:9). In geestelijke zin rust God in het werk van Zijn Zoon en ook wij mogen daarin rusten.

Het kind dat leert vader en moeder te vrezen, zal ook God vrezen en zich ver houden van de afgoden. De verbinding met de naaste kan alleen goed zijn als ook de verbinding naar boven, met God, goed is. Als God niet meer voor onze aandacht staat omdat andere dingen belangrijker zijn geworden – afgoden in welke vorm dan ook –, zal de relatie met onze directe naasten, onze familieleden, verkillen.

Copyright information for DutKingComments