Leviticus 23:16

De twee beweegbroden

Het feest van de eerstelingsgarve is voor de “woongebieden” (Lv 23:14). Het spreekt ervan dat we thuis bezig zijn met de opgestane Heer. Dit bezig zijn is een voorbereiding, een geestelijke oefening, op het volgende feest dat na vijftig dagen volgt. Aan dit feest is weer een heilige samenkomst verbonden.

Vijftig dagen na de eerstelingsgarve wordt een andere eersteling gebracht (Lv 23:17). De eerstelingsgarve is van gerst. De eersteling van het Wekenfeest is van tarwe. Deze wordt ook “een nieuw graanoffer” genoemd (Lv 23:16). De eerstelingsgarve komt zo van het land en wordt direct aan de HEERE aangeboden. De eerstelingen van het Wekenfeest ondergaan een proces van malen en bakken om er de beweegbroden van te maken. Dit nieuwe graanoffer bevat zuurdeeg. Het komt voor het aangezicht van de HEERE, maar niet op het altaar (Lv 2:12).

Dit verwijst naar de uitstorting van de Heilige Geest, die plaatsvindt vijftig dagen nadat de Heer is opgestaan, op het Pinksterfeest op een eerste dag van de week (Hd 2:1-4). Daardoor ontstaat de gemeente. De eerstelingsgarve stelt de Heer Jezus voor. De beweegbroden stellen niet de Heer Jezus, maar de gemeente voor. De gemeente bestaat uit mensen die van nature zondaars zijn, maar in wie de werking van het zuurdeeg (de zonde) tot staan is gebracht door het oordeel dat de Heer Jezus heeft gedragen. Dit zien we in het beeld van het brood dat wordt gebakken in het vuur waardoor het zuurdeeg zijn werkzaamheid wordt ontnomen.

Het brood moet thuis worden klaargemaakt in de tijd tussen de eerstelingsgarve en het Wekenfeest. Dat is een tijd van voorbereiding. Het wordt uit de woongebieden meegebracht. Over de vijftig dagen die liggen tussen de opstanding van de Heer Jezus en het Pinksterfeest wordt iets gezegd in het begin van het boek Handelingen (Hd 1:1-5). De Heer heeft in die dagen met Zijn discipelen gesproken “over de dingen die het Koninkrijk van God betreffen” (Hd 1:3), dat is over Gods getuigenis op aarde tijdens Zijn afwezigheid.

Het getal “twee” in de “twee broden” wijst erop dat de gemeente bestaat uit gelovigen uit twee mensengroepen: Joden en heidenen (Ef 2:14-16). Het getal ‘twee’ wijst ook op een afdoende getuigenis (2Ko 13:1). De twee broden spreken van het getuigenis van God dat op aarde door de gemeente wordt afgelegd als gevolg van het werk van de Heer Jezus en daarop is gegrond.

De broden zijn tarwebroden. De gemeente heeft hetzelfde leven als de Heer Jezus. Hij is de tarwekorrel die in de aarde is gevallen en is gestorven en die veel vrucht heeft voortgebracht (Jh 12:24). De gemeente legt getuigenis af van wat de Heer Jezus op aarde is geweest. De leden van de gemeente vertonen de nieuwe natuur, dat is de natuur van Hem Die nu in de hemel is.

De gemeente wordt hier voorgesteld in de eerstelingen. Zo spreekt het Nieuwe Testament ook over de gelovigen als eerstelingen (Jk 1:18; Rm 8:23; Hb 12:23).

Bij de beweegbroden worden veel offers gebracht. Dat past bij de rijke vrucht van het werk van de Heer Jezus. Deze rijke vrucht zien we in de gemeente. Bij de offers is nu ook een zondoffer (Lv 23:19). Dat is nodig om te voorzien in het falen van ons getuigenis voor God op aarde. Dit zondoffer ontbreekt bij de eerstelingsgarve die een beeld is van de Heer Jezus. Er is ook een dankoffer, het offer dat de gemeenschap tussen God en Zijn volk en tussen de leden van het volk onderling voorstelt.

De priester beweegt de broden voor het aangezicht van de HEERE. De priester mag er ook van eten. Wij mogen als priesters de waarheid van de gemeente als Gods getuigenis op aarde, als “pilaar en grondslag van de waarheid” (1Tm 3:15), voor God heen en weer bewegen. We mogen Hem erover vertellen hoe groot dat voor Hem en ons is. Dat is tevens voedsel voor ons. Het geeft kracht deze waarheid in praktijk te brengen. We moeten daarbij wel bedenken dat het gaat om Hem Die de waarheid is en Die in het volgende vers wordt voorgesteld als de verborgenheid van de Godsvrucht: “En ongetwijfeld, groot is de verborgenheid van de Godsvrucht: Hij Die geopenbaard is in [het] vlees, gerechtvaardigd in [de] Geest, gezien door [de] engelen, gepredikt onder [de] volken, geloofd in [de] wereld, opgenomen in heerlijkheid” (1Tm 3:16).

Aan het bewegen van de broden wordt weer een heilige samenkomst verbonden. De Heer wil niet dat onze samenkomsten door ons als een soort dienstwerk worden ervaren. Hij wil dat we onze diensten hebben als feesten voor Hem. Anders verworden “de feesten van de HEERE” tot ‘feesten van de Joden’ (Jh 6:4; Jh 5:1; Jh 7:2) of een feest van broeders en zusters, wat een grote degradatie van deze feesten betekent.

Copyright information for DutKingComments