Leviticus 23:9-14

De eerstelingsgarve

Hier begint een nieuw feest. De eerstelingsgarve – letterlijk: de garf van het begin – moet worden gebracht “op de dag na de sabbat”, dat wil zeggen op de eerste dag van de nieuwe week. De Heer Jezus heeft het Pascha op vrijdag gevierd en is op vrijdag gestorven. De dag erna, op de sabbat, is het begin van het Feest van de ongezuurde broden en dan ligt Hij in het graf. Op eerste dag van de week is Hij opgestaan en dat is de dag waarop de eerstelingsgarve naar de priester wordt gebracht. De eerstelingsgarve spreekt van de opstanding van de Heer Jezus uit de doden. Hij is de Eersteling uit de doden (1Ko 15:20; 23), het begin van een nieuwe oogst voor God.

In geestelijk opzicht is de aansluiting met het vorige feest van belang. In Zijn opstanding heeft de Heer Jezus, nadat Hij door Zijn dood God volmaakt heeft verheerlijkt op het terrein van de zonde, alles wat dat terrein beheerst, achter Zich gelaten. De dood, de zonde, de macht van de satan, het oordeel, heeft met Hem geen enkele verbinding meer. Het besef dat ik met zo Iemand verbonden ben, Iemand Die is opgestaan uit de dood, geeft mij de kracht om een ‘ongezuurd leven’ te leiden.

In Johannes 19 staat: “De dag van die sabbat was groot” (Jh 19:31). Die sabbat is om drie redenen groot:

1. Het is altijd al de belangrijkste dag van de week.

2. Het is de eerste dag van de ongezuurde broden, het feest dat direct op het Pascha volgt.

3. Het is de sabbat die voorafgaat aan het feest van de eerstelingsgarve.

God heeft ervoor gezorgd dat de Heer Jezus is gestorven op de dag dat het Pascha wordt gevierd en dat Hij is opgestaan op de dag dat de eerstelingsgarve naar de priester wordt gebracht. Zo zijn de eerste drie feesten, en ook het Wekenfeest, dat is het Pinksterfeest, dat vijftig dagen later volgt, precies vervuld in het jaar dat de Heer Jezus sterft.

Het feest van de eerstelingsgarve kan alleen in het land plaatsvinden. De garve moet naar de priester worden gebracht. Hij beweegt die voor het aangezicht van de HEERE en dat maakt hem, die de garve brengt, welgevallig. Door de opstanding van de Heer Jezus zijn wij voor God aangenaam. Wij mogen als priester over de opgestane Heer aan de Vader vertellen.

Het kan niet anders of er komen ook een brandoffer en een graanoffer bij. De opstanding van de Heer Jezus is niet los te zien van Zijn volmaakte leven en Zijn dood waarin Hij God heeft verheerlijkt. Het is niet mogelijk aan Hem te denken zonder te denken aan het kruis. Het plengoffer van wijn ontbreekt niet. Het stelt de vreugde voor die dit offer aan God geeft.

Het verbod “u mag geen brood eten … tot op deze zelfde dag” (Lv 23:14) is het verbod om iets te eten van de nieuwe oogst, voordat daarvan iets aan “uw God” is gebracht. We kunnen hieruit leren dat wij altijd met God moeten beginnen, elke dag, elke maaltijd, elk voornemen, elk werk (vgl. Mt 6:33). Het is belangrijk Hem te vereren “met de eerstelingen van heel je opbrengst” (Sp 3:9).

Wat betreft het in geestelijke zin nuttigen van het voedsel van het land wordt ons in dit voorschrift voorgesteld dat het pas te nuttigen is als we dat verbinden met de opstanding van de Heer Jezus. Daardoor is het voor ons mogelijk geworden te genieten van alle zegeningen die het land, de hemelse gewesten, voor ons heeft.

Copyright information for DutKingComments