Leviticus 24:2-4

Inleiding

Leviticus 23 heeft de grote profetische lijn in Gods heilsgeschiedenis laten zien. De eerste vier feesten hebben hun toepassing gevonden in de gemeente. De toepassing van de drie feesten van de zevende maand op Israël moet nog komen. Hoe het profetisch met Israël is gesteld, maakt Leviticus 24 duidelijk. Het eerste gedeelte (Lv 24:1-9) laat de dienst van de hogepriester in het heiligdom zien, die hij uitoefent in de nacht. Het tweede gedeelte (Lv 24:10-23) laat zien waarom Israël terzijde is gezet. Daartoe dient een geschiedenis als illustratie. Deze geschiedenis is de tweede die in Leviticus voorkomt, na die van de dood van de zonen van Aäron (Lv 10:1-2). Ook deze geschiedenis moet dienen om een belangrijk beginsel te laten zien.

Olie voor het licht

De Lv 24:2-4 zijn een nagenoeg woordelijke herhaling van wat in Exodus 27 staat (Ex 27:20-21). In Numeri zien we dat Aäron de opdracht uitvoert (Nm 8:3). De olie die gebruikt wordt, moet door de Israëlieten worden gebracht. Het volk wordt betrokken bij het in stand houden van het licht in het heiligdom. Op deze wijze bepaalt God het hele volk erbij dat er licht is in het heiligdom. Het is hun verantwoordelijkheid in overeenstemming met dat licht te leven. De geschiedenis in de Lv 24:10-23 laat zien dat ze daarin hebben gefaald.

Het licht moet altijd branden

De hogepriester moet ervoor zorgen dat in de nacht het licht van de kandelaar helder blijft branden. Daarvoor moet hij de kandelaar van olie voorzien. Profetisch wijst dit erop dat het volk, al schijnt het verloren, bevindt het zich in geestelijke duisternis en is het los van God, toch door het hogepriesterschap van de Heer Jezus in de hemel als een gedachtenis voor het aangezicht van God blijft bestaan.

Het licht schijnt in het heiligdom. De wereld ziet het niet. Het belicht de hemelse dingen, waardoor wij nu al kunnen zien wat onze hemelse zegeningen zijn (Jh 16:13). Wij mogen dat licht ook verspreiden. Dat doen we door met andere gelovigen over deze dingen te spreken. Het licht van de kandelaar valt in de eerste plaats op de kandelaar zelf, dat wil zeggen dat de Heer Jezus het onderwerp van het gesprek zal zijn.

De lampen moeten ’s nachts blijven branden, als het volk door duisternis omhuld is. Het volk slaapt, maar zal weer tot leven worden gewekt door het blazen van de bazuin (Lv 23:24). Tot die tijd zorgt de Hogepriester ervoor dat het licht in het heiligdom blijft schijnen.

De dienst van het volk tegenover God vindt periodiek, op voorgeschreven tijdstippen plaats. De dienst van de Heer Jezus als de Hogepriester ten opzichte van het volk vindt niet periodiek, maar voortdurend, ononderbroken plaats. Het is voor ons ook een bemoediging te weten, dat de Heer altijd aan ons denkt, ook al denken wij niet altijd aan Hem.

Copyright information for DutKingComments