Leviticus 24:3

Het licht moet altijd branden

De hogepriester moet ervoor zorgen dat in de nacht het licht van de kandelaar helder blijft branden. Daarvoor moet hij de kandelaar van olie voorzien. Profetisch wijst dit erop dat het volk, al schijnt het verloren, bevindt het zich in geestelijke duisternis en is het los van God, toch door het hogepriesterschap van de Heer Jezus in de hemel als een gedachtenis voor het aangezicht van God blijft bestaan.

Het licht schijnt in het heiligdom. De wereld ziet het niet. Het belicht de hemelse dingen, waardoor wij nu al kunnen zien wat onze hemelse zegeningen zijn (Jh 16:13). Wij mogen dat licht ook verspreiden. Dat doen we door met andere gelovigen over deze dingen te spreken. Het licht van de kandelaar valt in de eerste plaats op de kandelaar zelf, dat wil zeggen dat de Heer Jezus het onderwerp van het gesprek zal zijn.

De lampen moeten ’s nachts blijven branden, als het volk door duisternis omhuld is. Het volk slaapt, maar zal weer tot leven worden gewekt door het blazen van de bazuin (Lv 23:24). Tot die tijd zorgt de Hogepriester ervoor dat het licht in het heiligdom blijft schijnen.

De dienst van het volk tegenover God vindt periodiek, op voorgeschreven tijdstippen plaats. De dienst van de Heer Jezus als de Hogepriester ten opzichte van het volk vindt niet periodiek, maar voortdurend, ononderbroken plaats. Het is voor ons ook een bemoediging te weten, dat de Heer altijd aan ons denkt, ook al denken wij niet altijd aan Hem.

Copyright information for DutKingComments