Leviticus 25:13

Het jubeljaar

Het sabbatsjaar is naast een jaar van rust in bepaalde gevallen ook een jaar van herstel en vrijheid. Zo wordt de Hebreeuwse slaaf in het zevende jaar vrijgelaten (Ex 21:2) en worden schulden kwijtgescholden (Dt 15:1-18). In het jubeljaar gaat het veel verder. Dan vindt er een herstel van het erfdeel plaats. Alles keert terug in zijn oorspronkelijke situatie, zoals God die heeft bedoeld. Personen worden vrij en keren terug naar hun bezit; een eigendom komt weer in handen van zijn oorspronkelijke eigenaar.

Het woord “jubel” in “jubeljaar” betekent ‘blazen op de ramshoorn’. Het woord ‘jubeljaar’ komt behalve hier in Leviticus alleen nog voor in Numeri (Nm 36:4). De gedachte aan vrijlating (Lv 25:10) komt nog voor in Jesaja 61, waar we lezen: “Om voor de gevangenen vrijlating uit te roepen en voor wie gebonden zaten, opening van de gevangenis” (Js 61:1). In het volgende vers wordt dan gesproken over “het jaar van het welbehagen van de HEERE” (Js 61:2; vgl. Jr 34:8; 15; 17; Ez 46:17).

Iedere Israëliet is er, algemeen gesproken, één keer in zijn leven getuige van hoe alles in de oorspronkelijke toestand wordt teruggebracht. Als hij het meemaakt, zal hij worden herinnerd aan het paradijs, waar de mens ook niet heeft hoeven te werken, maar vrij heeft mogen genieten van alles wat God heeft laten groeien. Tevens krijgt hij een voorproef van de toekomstige zegen die God aan Israël en de hele aarde zal geven onder de regering van de Heer Jezus in het duizendjarig vrederijk. Dan zal ook ieder genieten van wat de schepping aan heerlijks levert.

In zijn rede tot het volk Israël, in de zuilengang van Salomo, spreekt Petrus daarover. Hij roept het volk op tot berouw en bekering, “opdat [de] tijden van verkwikking komen van [het] aangezicht van de Heer en Hij de voor u voorbestemde Christus, Jezus, zendt, Die [de] hemel moet opnemen tot op [de] tijden van [de] herstelling van alle dingen, waarvan God tevoren heeft gesproken door [de] mond van Zijn heilige profeten van oudsher” (Hd 3:19b-21).

Het jubeljaar, een vijftigste jaar, volgt op een sabbatsjaar, een negenenveertigste jaar. Het vijftigste jaar ziet daarmee ook op een nieuw begin. Het is ermee als met de achtste dag, die ook volgt op een periode van zeven dagen. Dit nieuwe begin staat ook in verbinding met de hemel en met de eeuwige dingen. Het vrederijk kent niet alleen een aardse zijde, maar ook een hemelse (Mt 13:43a). Abraham heeft daarnaar uitgezien: “Want hij verwachtte de stad die de fundamenten heeft, waarvan God Ontwerper en Bouwmeester is” (Hb 11:10; vgl. Dn 7:27). De hemelse rust en heerlijkheid zullen hun afstraling op aarde hebben.

Alles in Gods Woord wat over Israël gaat, alle profetieën, het loopt allemaal uit op het jubeljaar. Daar vindt de uiteindelijke vervulling van al Gods voorzeggingen plaats. Dan breekt het “jaar van het welbehagen van de HEERE” (Js 61:2) aan. Voor allen die de Heer Jezus hebben aangenomen, is dit “jaar van het welbehagen” al begonnen (Lk 4:19; 21). In de prediking van het evangelie mag daarvan melding worden gemaakt: “Maar als medearbeiders vermanen wij [u] ook, dat u de genade van God niet tevergeefs ontvangt (want Hij zegt: ’In [de] aangename tijd heb Ik u verhoord en op [de] dag van [de] behoudenis heb Ik u geholpen’: zie, nu is het [de] welaangename tijd, zie, nu is het [de] dag van [de] behoudenis)” (2Ko 6:1-2).

Het bazuingeschal zal in het vijftigste jaar net zo klinken als in alle voorgaande jaren op de eerste dag van elke zevende maand (Lv 23:24). Alleen zal in dit vijftigste jaar de bazuin in de zevende maand nog een keer klinken. Ook op de tiende dag, dat is de Verzoendag (Lv 23:27), zal er bazuingeschal zijn. Het hele land zal het horen (Lv 25:9). Het zal betekenen dat alle stammen terug zullen zijn in het land en elke stam weer zal wonen in het erfdeel dat God hem heeft toebedeeld. Het bazuingeschal op de eerste dag van de zevende maand zal dit herstel inluiden. Het herstel zal gebaseerd zijn op het verzoeningswerk van de Heer Jezus als het “Lam van God, Dat de zonde van de wereld wegneemt” (Jh 1:29).

Voordat de bazuin klinkt als teken van het aanbreken van het jubeljaar, zal er een andere bazuin klinken, de laatste bazuin, de bazuin van God. Als die bazuin klinkt, zal de gemeente en zullen alle oudtestamentische gelovigen worden opgenomen van de aarde en de Heer tegemoet gaan in de lucht (1Ko 15:52b; 1Th 4:15-18).

Copyright information for DutKingComments