Leviticus 3:2

Slachten en bloed sprenkelen

Het opleggen van de handen is het teken van eenmaking. De offeraar maakt zich een met de waarde van het offerdier. Het is het bewustzijn van de gelovige dat hij gemeenschap met God kan hebben omdat God hem ziet in de waarde van het offer. Onze vrede met God en de dankbaarheid die daarvan het gevolg is, zijn gegrond op het feit dat wij een gemaakt zijn met Christus. Als we God danken voor de Heer Jezus, mogen we weten dat Christus alles heeft volbracht om dit mogelijk te maken.

Het slachten van het offerdier spreekt van de dood van Christus op grond waarvan we nu gemeenschap kunnen hebben met God, met de Heer Jezus en met elkaar. Als we het avondmaal vieren, verkondigen we ook niet ’het leven van de Heer’, maar we verkondigen “de dood van de Heer” (1Ko 11:26). Het is een verkondiging zonder woorden. De handeling van het breken van het brood en het drinken van de wijn is die verkondiging. Daardoor zeggen we dat we alles te danken hebben aan Zijn dood.

Het bloed spreekt van de verzoening, van de vergeving en uitdelging van de zonden (Hb 9:22). Elke verhindering om door God te worden aangenomen is daardoor weggenomen. Het is de grondslag waarop we voor God staan, waardoor we gemeenschap met Hem kunnen hebben. Daarom wordt in 1 Korinthiërs 10 “[de] gemeenschap van het bloed van Christus” ook genoemd vóór “[de] gemeenschap met het lichaam van Christus” (1Ko 10:16).

Copyright information for DutKingComments