‏ Leviticus 4:2

Inleiding

De eerste drie hoofdstukken vormen één geheel. Ze worden als een ononderbroken rede van de HEERE tot Mozes uitgesproken. In die hoofdstukken gaat het om vrijwillige offers, die tot een aangename geur voor God zijn.

De offers die nu komen in Leviticus 4-5 zijn niet vrijwillig. God beveelt deze offers. Het gaat om zonde en in dat geval schrijft God voor hoe en wat er geofferd moet worden. Er is ook geen keuzevrijheid zoals bij de voorgaande offers. Het zijn ook geen offers tot een aangename geur. Hier nadert hij die het dier offert niet als aanbidder, zoals in de eerste drie hoofdstukken, maar als zondaar. Het is hier niet iemand die rein is om gemeenschap met de HEERE te kunnen hebben, maar iemand die schuldig is.

Het zondoffer is niet voor een zondaar die zonder God leeft, maar voor iemand die al een lid van Gods volk is, maar gezondigd heeft. Een kind van God kan zondigen (1Jh 2:1). Daardoor wordt de gemeenschap met de Vader verstoord. God schrijft in het zondoffer voor hoe de gemeenschap kan worden hersteld. In het zondoffer zien we een beeld van de Heer Jezus en Zijn werk op het kruis waardoor zonden kunnen worden vergeven (1Jh 2:2).

In het zondoffer worden zeven verschillende gevallen onderscheiden, vier in Leviticus 4 en drie in Leviticus 5:1-13. De drie gevallen in Leviticus 5 betreffen concrete, met naam genoemde zonden. Die zondoffers dragen daardoor meer het karakter van het schuldoffer dat in het vervolg van Leviticus 5 aan de orde komt. Schuld ontstaat als een gebod wordt overtreden.

In Leviticus 4 wordt de zonde niet als overtreding voorgesteld, maar is zonde alles wat niet gebeurt uit gehoorzaamheid aan God: “De zonde is de wetteloosheid” (1Jh 3:4). Wetteloosheid wil niet zeggen ‘zonder wet’, maar betekent ‘zonder erkenning van Gods gezag boven ons’. Zonde is niet alleen moorden en stelen, iets dat ook mensen zonder God als verkeerd zien, maar alles wat niet uit geloof gebeurt (Rm 14:23; Jk 4:17). Zonde heeft niet alleen betrekking op wat we doen, het kan ook iets zijn wat we nalaten te doen. Zonde is alles wat afwijkt van de wil van de Heer.

Zonde zonder opzet

Hier wordt een nieuw begin gemaakt, wat is te zien aan de woorden: “De HEERE sprak tot Mozes.” Deze woorden staan ook aan het begin van de vorige drie offers. Zoals de vorige offers een aparte categorie vormen, zo vormen ook de volgende offers, de zondoffers en de schuldoffers, een aparte categorie.

Uit de eerste woorden die de HEERE spreekt, blijkt dat Hij veronderstelt dat een lid van Zijn volk niet opzettelijk, maar “onopzettelijk” zondigt. Voor iemand die opzettelijk zondigt, die “met opgeheven hand” zondigt, dat wil zeggen dat hij openlijk in opstand tegen God komt, is geen offer. Zo iemand moet uit het volk worden uitgeroeid (Nm 15:30; Hb 10:26).

Ook een gelovige kan bewust zondigen, maar tegelijk haat hij de zonde die hij begaat. Zijn nieuwe natuur verzet zich daartegen. Het bezwijken voor een verleiding in het bewustzijn dat een zonde wordt begaan, is nog niet een zondigen in bewuste rebellie tegen God, om Hem te tarten. Het gaat om een vallen in de zonde, niet om een leven in de zonde. Er is sprake van het door een overtreding overvallen worden (Gl 6:1).

Het is een misvatting te menen dat God iemand een onbewuste zonde niet aanrekent. Dat Hij onbewuste zonde wel degelijk als zonde ziet, blijkt uit het offer dat Hij daarvoor heeft gegeven.

Copyright information for DutKingComments