Leviticus 7:6

De wet voor het schuldoffer

Hier vinden we de eigenlijke beschrijving van het schuldoffer. Die zouden we in Leviticus 5 verwachten. Maar daar staat het aspect van de vergoeding op de voorgrond, terwijl het hier om de priesterlijke bijdrage gaat.

Het schuldoffer is evenals het zondoffer “allerheiligst”. Het schuldoffer beantwoordt aan alle heilige eisen van God met betrekking tot de schuld waarin een mens voor Hem staat. Evenals het zondoffer is ook het schuldoffer nauw verbonden met het brandoffer (Lv 7:2; Lv 6:25). Het schuldoffer wordt evenals het zondoffer gebracht op de plaats van het brandoffer. Het stelt voor dat wie een schuldoffer moet brengen, tevens mag zien dat de Heer Jezus ook het brandoffer is. We hebben schuld op ons geladen, maar die schuld heeft de Heer Jezus op Zich genomen. Hij heeft daarvoor de straf ontvangen die wij hebben verdiend. Dat is een wondere genade.

Maar de genade gaat veel verder. Er is niet alleen iets van ons weggenomen – onze schuld en de straf daarop –, we hebben door Zijn werk ook iets oneindig groots gekregen. Op grond van het werk van de Heer Jezus staan we nu heilig en onberispelijk voor God als Zijn zonen. God ziet ons nu aan in Hem (Ef 1:4-6).

Een gelovige die als priester het schuldoffer brengt, krijgt een bijzondere waardering voor de Heer Jezus en Zijn werk. Hij houdt zich met Hem en Zijn werk bezig. Hoewel de aanleiding ligt in de noodzaak tot verzoening omdat er schuld is ontstaan, is de uitwerking ervan een toenemende bewondering voor Christus en Zijn werk. Het speciale deel van de priester (Lv 7:7) wordt in het volgende vers nader aangegeven (Lv 7:8).

Het schuldoffer heeft aspecten die we bij het zondoffer niet zijn tegengekomen. Zo wordt het bloed van het schuldoffer rondom op het altaar gesprenkeld. Hierdoor wordt de weg voor de aanbidding weer vrijgemaakt. Ook het vet en de ingewanden en het vet daaraan worden als een vuuroffer aan de HEERE geofferd. Het wijst op de gedachte dat de Heer Jezus met inzet van al Zijn krachten het werk heeft volbracht, waardoor de schuldige van schuld is bevrijd en daarboven God is verheerlijkt.

Hierover nadenken is voedsel voor de priester. Dit voedsel kan alleen op een heilige plaats worden gegeten. Het op deze wijze met de Heer Jezus als het schuldoffer bezig zijn, vraagt dat we ons afzonderen: het “allerheiligste” moet op “een heilige plaats” worden gegeten.

Copyright information for DutKingComments