Leviticus 7:8

Aanvullende bepalingen

In deze verzen hebben we enkele toevoegingen aan de wet voor het schuldoffer. Bezig zijn met de schuld van een ander is niet gemakkelijk. Wie als priester – dat is iemand die gewend is aan Gods tegenwoordigheid en Zijn gedachten kent – ertoe wordt geroepen zich met de schuld van iemand bezig te houden, krijgt hier, in beeld, een grote bemoediging. Hij wordt herinnerd aan het brandoffer en wat zijn deel daarin is: de huid van het brandoffer. Daarmee mag hij zich als het ware bekleden. Dat geeft het beeld dat hij zich bewust mag zijn dat hij voor God staat in de waarde van het offer van de Zoon: hij is “begenadigd [of: aangenaam] gemaakt … in de Geliefde” (Ef 1:6). Weten wie je bent in Christus, is nog iets anders dan beleven dat je in Christus bent. Dat laatste zal zich uiten in aanbidding van de Vader en de Zoon.

Voor de priester die het schuldoffer brengt, is ook een deel van het graanoffer. Hij mag zich voeden met de Heer Jezus, Wie Hij geweest is voor God. Een gelovige die zich met de schuld van een ander moet bezighouden, zal een bijzondere waardering krijgen voor de volmaakte toewijding die het leven van de Heer Jezus te zien geeft. Dat staat tegenover het leven van de schuldige, maar ook tegenover zijn eigen leven dat niet beter is dan dat van de schuldige. In alles schittert alleen het leven van de Heer Jezus. Dat is voedsel voor het hart van onvolmaakte mensen die zichzelf juist daarom hebben overgegeven aan Hem.

Een gelovige die vanuit dat bewustzijn een falende gelovige helpt met het opruimen van zijn schuld, krijgt zicht op de verschillende aspecten van het leven van de Heer Jezus, zoals dat in de verschillende vormen van het graanoffer wordt voorgesteld. Die vormen en de onderdelen van dat offer zijn in Leviticus 2 aan de orde geweest.

Copyright information for DutKingComments