Luke 1:26-28

Gabriël wordt naar Maria gezonden

In de zesde maand van de zwangerschap van Elizabeth wordt Gabriël weer naar de aarde gezonden. God bepaalt van en voor alles de juiste tijd. De tijd is van Hem. Hij gaat nooit overhaast te werk. Er moet een ruimte van zes maanden zitten tussen de geboorte van de Heer Jezus en die van Zijn voorloper. Als de hemel opnieuw opengaat om een boodschapper naar de aarde te sturen, is het doel dit keer niet de tempel in Jeruzalem, maar Nazareth. Deze plaats zou de mens wel als laatste hebben gekozen voor de vervulling van Gods plan, een plaats waarvan de naam alleen al voldoende is om hen die er vandaan komen te veroordelen (Jh 1:46-47).

De engel moet met een boodschap, een bijzondere boodschap, naar een maagd. Dat hij naar een maagd wordt gezonden, staat op de voorgrond. Verderop wordt de naam van de maagd genoemd. Ze is niet iemand waar de mensen van de wereld de mond vol over hebben. Ze is voor de wereld een onbekende, maar God kent haar. Hij heeft haar uitgekozen om de moeder van Zijn Zoon te worden.

Daarvoor is het belangrijk dat zij maagd is en dat haar man uit het huis van David komt. Zo zal de profetie van Jesaja worden vervuld die heeft gesproken over een maagd die zwanger zal worden (Js 7:14). Tevens zullen alle profetieën worden vervuld die erover spreken dat Iemand uit het huis van David en wel de Zoon van David op de troon van de HEERE, Jahweh, in Jeruzalem zal regeren (1Kr 29:23; 2Sm 7:12-16; Ps 89:3-4).

Dat niemand Jozef en Maria kent, bewijst wel hoe vervallen het huis van David is. Jozef is geen prins, hij is slechts een eenvoudige timmerman. Hier vindt God de sfeer waarin Zijn beloften kunnen worden vervuld.

De engel bezoekt Maria thuis. Hij komt met zijn boodschap tot haar in haar privéleven en niet in de tempel, zoals bij Zacharia. Het laat zien hoe dicht God bij de mensen komt met Zijn mededelingen. De engel groet haar. Hij verzekert haar ervan dat de Heer, Jahweh, met haar is. Ook noemt hij haar gezegend onder de vrouwen. Het maakt Maria bijzonder onder alle vrouwen van de hele wereld dat zij door God is uitverkoren om de moeder van de Heer Jezus te worden.

Dat kan alleen het gevolg zijn van de genade van God. In zichzelf is zij niet meer dan alle andere vrouwen. Toch kiest God haar uit omdat zij iemand is die zich bewust is van de genade van God. De rooms-katholieke kerk heeft uit deze begroeting de afgodische gedachte geproduceerd dat Maria vol van genade zou zijn en als middelares zou kunnen optreden. Zij is in zichzelf echter een zondige vrouw die zelf ook haar Zoon als Heiland voor haar zonden nodig heeft. Om als zodanig de moeder van de Messias te worden is niets anders dan Gods genade.

We lezen niet dat ze schrikt van de verschijning van de engel, zoals Zacharia (Lk 1:12), maar dat ze schrikt van zijn woorden. De begroeting van de engel brengt haar tot nadenken daarover. Ze kan dit niet bevatten, maar ze wijst het niet in ongeloof af. Dit tekent haar Godvruchtige gezindheid.

De engel stelt haar gerust. Hij verzekert haar van de genade die ze bij God heeft gevonden. Dat wil zeggen dat ze ernaar heeft gezocht, zoals eens Noach (Gn 6:8). De genade die haar wordt gegeven dat zij de moeder van de Messias mag worden, gaat veel verder dan de genade die ze als zondaar bij God heeft gevonden. Het zal haar wens zijn geweest de moeder van de Heer Jezus te worden, zoals dat de wens zal zijn geweest van elke Godvrezende maagd in Israël die tot het nageslacht van David behoorde (Dn 11:37a).

Copyright information for DutKingComments