Luke 1:3

Inleiding

Vooraf

Als we een persoonsbeschrijving van iemand geven, kunnen we dat vanuit verschillende gezichtshoeken doen. Zo kunnen we bijvoorbeeld iemand belichten als vader van een gezin. Daarnaast is een beschrijving van diezelfde persoon ook mogelijk als collega of als buurman. Op deze wijze zien we hoe vier evangelisten – onder de inspiratie van de Heilige Geest – verslag doen van het leven van de Heer Jezus tijdens Zijn verblijf op aarde. In de vier levensbeschrijvingen die we daardoor in de Bijbel hebben, vertelt Mattheüs in zijn evangelie over de Heer Jezus als Koning, Markus stelt Hem als Dienaar voor, Lukas beschrijft Hem als de ware Mens en Johannes ten slotte schrijft over Hem als de eeuwige Zoon van God.

Het doel van dit evangelie is dat we naar de Heer Jezus kijken als Mens. Vandaar dat de oproep: “Zie, de Mens” (Jh 19:5) als ondertitel voor dit boek gekozen. Als we dit evangelie lezen met het verlangen Hem als Mens te zien, zullen we Hem leren kennen als Iemand in Wie God dicht bij ons, mensen, is gekomen. Hij is de mensen gelijk geworden, uitgenomen de zonde (Hb 4:15).

Ger de Koning

Middelburg, oktober 2009, nieuwe versie 2021

Doel van het evangelie naar Lukas

Lukas stelt de Heer Jezus voor als de Zoon des mensen, de Mens van God voor alle mensen. In Hem openbaart God Zich in verlossende genade aan verloren mensen. Hij richt zich in zijn evangelie tot de hele mensheid. Hier wordt niet zoals in het evangelie naar Mattheüs de bedeling van de wet vervangen door een andere bedeling (het koninkrijk), maar hier wordt de wet vervangen door reddende hemelse genade. Genade is niet alleen de oplossing voor het probleem van de zonde. Genade gaat veel verder en dat wordt in dit evangelie voorgesteld. Het gaat er in dit evangelie niet zozeer om waarvan God ons wilde bevrijden, maar wat Hij van ons wilde maken.

In dit evangelie worden mensen voorgesteld als mensen van het welbehagen van God. God heeft hen tot dat welbehagen bestemd. Daarom zou als opschrift voor dit evangelie kunnen dienen: “Begenadigd in de Geliefde” (Ef 1:6). Genade houdt alles in wat God in Zijn raadsbesluiten voor ons heeft weggelegd. Van gelovigen wordt gezegd dat zij begenadigd of aangenaam gemaakt zijn in de Geliefde, want Hij, de geliefde Zoon, is het in Wie God Zich openbaart. God komt in Hem in genade als Mens tot ons. Hij is de Mens uit de hemel, Hij is waarachtig Mens, maar zonder zonde.

De schrijver Lukas

Voor het optekenen van dit evangelie heeft God Lukas gebruikt. Lukas is een medewerker van de apostel Paulus en arts van beroep (Ko 4:14; 2Tm 4:11; Fm 1:24; zie ook de ‘wij’-teksten in het boek Handelingen vanaf Hd 16:10). Hij is hoogstwaarschijnlijk van oorsprong een heiden en hij schrijft aan een heiden. Het laat zien dat de genade van God ook voor de heidenen is.

Als metgezel van Paulus heeft hij geschreven over dingen waarop Paulus in zijn brieven verder ingaat. Er is een nauwe verbinding tussen deze beide dienaren die veel met elkaar zijn opgetrokken. Lukas laat ons zien wat Paulus verder uitwerkt: het zoonschap van de gelovige. Lukas spreekt over zonen van de Allerhoogste (Lk 6:35), zonen van de vrede (Lk 10:6), zonen van het licht (Lk 16:8), zonen van God (Lk 20:36), zonen van de opstanding (Lk 20:36). Zoonschap is de hoogste positie van de gelovige voor God, want dat is wat de gelovige is voor God Zelf als een vreugde voor Zijn hart (Ef 1:5).

Aan Theófilus

Lukas wil met zijn verslag over het leven van de Heer Jezus op aarde de bekeerde heiden Theófilus beter bekendmaken met Wie Hij is. Er waren al heel wat verslagen van het leven van de Heer Jezus in omloop, maar die voldeden niet. Dat komt omdat de “velen” die ondernomen hadden deze verhalen over Hem op te schrijven, niet geïnspireerd waren. Lukas beschuldigt hen niet van verkeerde bedoelingen of van onwaarheid in wat zij hebben geschreven, maar hun levensbeschrijving schoot duidelijk tekort. Het was in alle gevallen niet meer dan de werking en de inspanning van mensen om de dingen te vertellen die onder de christenen volkomen zekerheid hebben en geloofd worden.

Omdat hun werk tekortschoot, was het noodzakelijk om een nieuw en bovenal door God gegeven verhaal over Christus te schrijven. Als we de overwegingen van Lukas lezen om het leven van de Heer te boek te stellen, merken we op dat er bij hem sprake is van een ‘motief’ en van ‘inspiratie’. Beide komen van God. God heeft in Lukas het verlangen gewerkt deze taak op zich te nemen. Vervolgens heeft Hij hem absoluut en volkomen geleid in alles wat hij neerschrijft.

We moeten zorgvuldig in gedachten houden dat het verschil tussen een geïnspireerd geschrift en een ander geschrift niet is dat alleen het geïnspireerde waar is en dat al het andere onwaar is. Een ander geschrift dan een geïnspireerd geschrift hoeft niet onwaar te zijn. Nee, het grote verschil is dat een geïnspireerd geschrift de waarheid weergeeft zoals God die ziet. Dit evangelie dat Lukas schrijft, is geen levensbeschrijving zonder meer, zoals de andere geschiedschrijvers het hebben opgesteld. Het is Gods verhaal van Christus, dat van begin tot eind de bijzondere bedoeling ademt waarmee het Hem behaagt het te doordringen.

Dit is kenmerkend voor alle geïnspireerde Geschriften, wat ook de vorm of de bedoeling ervan is. Inspiratie sluit vergissingen in het verhaal en de tekst uit. En dat is niet het enige. Inspiratie sluit ook een Goddelijke bedoeling in om de gelovige te onderwijzen in de openbaring van de heerlijkheid van God in Christus.

Behalve het feit van de inspiratie zien we ook een verschil tussen Lukas en de andere, niet geïnspireerde schrijvers in de werkwijze. De vele niet geïnspireerde schrijvers hebben overgeleverd wat ze zelf hebben gezien van het leven van de Heer. Daarin zijn zij dienaren van het Woord geweest. Dat kan betekenen dat zij in hun verslag van de Heer Jezus als het Woord (Jh 1:1; 14) hebben getuigd. Lukas wil, evenals allen die al een verslag hebben opgesteld, ook een verslag opstellen.

Zij die al een verslag hebben geschreven, hebben als bron hun eigen waarneming. Zij zijn uitgegaan van wat zij met hun eigen ogen hebben gezien van de daden van de Heer. Dat bepaalt tegelijk dat wat zij hebben opgesteld niet meer is dan hun menselijke observatie. Zij konden slechts hun eigen waarnemingen doorgeven, zonder te kunnen afsteken in de diepte van de waarheid die in Christus tot de mens gekomen is.

Lukas heeft een nauwkeurige, grondige studie gedaan naar het leven van de Heer. Hij heeft “alles van voren af aan” persoonlijk diepgaand onderzocht. Hij heeft zich daarbij niet beperkt tot wat hij van de Heer heeft gezien. Hij heeft ook studie gemaakt van het begin van de dingen die de Heer betreffen. Het is trouwens twijfelachtig of hij de Heer Jezus op aarde heeft gekend. Dat is geen probleem als we beseffen dat God hem de bijzondere inspiratie en openbaring van de Geest heeft gegeven. Hierdoor is duidelijk dat God Lukas als Zijn instrument heeft uitgekozen om niet slechts een nieuw ooggetuigenverslag toe te voegen aan de vele die er al waren, maar om Zijn eigen welbehagen in deze Mens aan mensen te tonen.

Hoewel Lukas zegt “heeft ook mij goed gedacht”, evenals het de anderen had goed gedacht, onderscheidt hij zijn eigen verslag toch van hun verslag. Hij vertelt niet hoe hij zijn volmaakte kennis van alle dingen waarover hij schrijft, heeft verkregen, maar hij stelt eenvoudig het feit vast dat hij die volmaakte kennis bezit. Nauwkeurig onderzoek heeft hem tot het verslag gebracht dat wij in dit evangelie voor ons hebben.

Wij weten dat God alles aan Lukas heeft laten zien wat daarvoor nodig is. Maar alles wat God aan een mens laat zien, ontslaat die mens niet van zijn eigen verantwoordelijkheid om zich te verdiepen in wat hij wil beschrijven. Alleen God is in staat om de verantwoordelijkheid van de mens te verenigen met Zijn eigen soevereine plan. Hij kan dat doen op een wijze dat de verantwoordelijkheid van de mens volledig van kracht blijft, terwijl die mens toch precies handelt volgens het plan dat God heeft en in overeenstemming met het doel dat Hem voor ogen staat.

Dit wordt op treffende wijze gezien in wat Lukas als resultaat van zijn onderzoek in dit evangelie naar voren brengt. Er wordt met geen woord gerept over de wonderlijke combinatie van nauwkeurig onderzoek door Lukas en de inspiratie en openbaring door de Geest. Toch zal iedere gelovige die dit evangelie biddend leest, merken hoezeer ook dit evangelie is ontstaan onder de machtige werking van Gods Geest en daarmee volkomen anders is dan elk ander verslag van het leven van de Heer.

Er is nog een bijzonderheid te vermelden over de manier waarop Lukas zijn bevindingen doorgeeft. Hij zegt dat te doen “in geregelde orde”. Daarmee bedoelt hij echter niet te zeggen dat hij het leven van de Heer in een geregelde chronologische of historische volgorde beschrijft. De ‘geregelde orde’ die hij bedoelt, heeft te maken met de geestelijke samenhang van de gebeurtenissen. Hij plaatst gebeurtenissen bij elkaar, niet omdat in de tijd de ene gebeurtenis door de andere wordt opgevolgd, maar omdat bepaalde gebeurtenissen door een innerlijk verband bij elkaar horen.

Zo laat hij bijvoorbeeld een geschiedenis waarbij Maria aan de voeten van de Heer zit om naar Zijn woord te horen, volgen door een geschiedenis waarin het gebed centraal staat (Lk 10:38-42; Lk 11:1-13). Daarmee legt hij de nadruk op het innerlijke verband dat er bestaat tussen het Woord en het gebed, zonder zich af te vragen of deze twee gebeurtenissen ook in de tijd op elkaar volgen. Er kan tussen beide gebeurtenissen geruime tijd verstreken zijn. We zullen van deze benadering van het leven van de Heer meerdere bewijzen in dit evangelie vinden. We zullen zien hoe feiten, gesprekken, vragen, antwoorden en verhandelingen van de Heer door Lukas naar hun innerlijke verband worden weergegeven en niet altijd zoals de gebeurtenissen achtereenvolgens hebben plaatsgevonden.

Dan horen we aan wie Lukas schrijft. Hij schrijft aan de “hoogedele Theófilus”. Het “hoogedele” wijst op de ambtelijke positie van Theófilus en niet op zijn karakter. Hoewel het Lukas vooral gaat om de prediking van het evangelie aan de armen (Lk 4:18; Lk 6:20; Lk 7:22), is zijn evangelie als geheel toch gericht aan deze hooggeplaatste man die nu een discipel van de Heer is.

Iemand die een hoge positie in de wereld bekleedt, staat in het bijzonder bloot aan de listen en verzoekingen van de satan en aan de zorgen van het leven. Dat zijn allemaal redenen waardoor het zaad van het Woord zonder vrucht blijft (Lk 8:12-14). Dat een heel gedeelte van de Bijbel toch aan deze ene heiden en dan nog wel met een dergelijke status in de wereld is gericht, is een bijzonder bewijs van de genadige zorg van God (vgl. 1Ko 1:26). God weet wat ieder mens nodig heeft en veracht niemand. Hij wil ook voorzien in de behoeften van deze hooggeplaatste man die nu nederig is en zeker zijn geestelijke armoede voelt ondanks zijn aardse status en rijkdom (Jk 1:10).

Lukas wil de bekeerde, niet-Joodse Theófilus overtuigen van de betrouwbaarheid van de christelijke waarheid die hij heeft aangenomen. Hiermee verleent Lukas nazorg aan deze bekeerde heiden. De bedoeling van de evangelist is, hem een beter begrip van ‘de Weg’ te geven. Hij is onderwezen in de christelijke waarheid, maar hij heeft bevestiging en fundament nodig. Dat wil zeggen dat hij de Schrift nodig heeft, want zekerheid aangaande het geloof is verbonden met de heilige Schriften, het Woord van God. Zonder het Woord zouden we over niets zekerheid hebben. Willen we mensen die (pas) tot geloof zijn gekomen, dienen en funderen in het geloof, dan kan dat alleen door hen te onderwijzen in Gods Woord.

Copyright information for DutKingComments