Luke 1:31-33

De geboorte Christus aangekondigd

Wat in Lk 1:31 staat, maakt duidelijk dat de Heer Jezus waarachtig Mens is, want daarin wordt aangekondigd dat Hij geboren zal worden uit een vrouw (Gl 4:4). Hij is haar Zoon. De naam die zij Hem moet geven, toont aan dat Hij Jahweh is. Tegen Zacharia is gezegd dat Elizabeth zwanger zal worden en een zoon zal baren als de verhoring van hun gebed. Dat maakt duidelijk dat God getrouw is en Zijn goedheid bewijst aan Zijn volk dat op Hem wacht. Wat tegen Maria wordt gezegd, is een daad van vrijmachtige genade. Zij heeft genade bij God gevonden. Zij zal zwanger worden, ondanks het feit dat ze niet getrouwd is. Zij zal een Zoon baren door een vrijmachtige daad van God.

Evenals de engel tegen Zacharia heeft gezegd hoe hij zijn zoon moet noemen, zegt de engel tegen Maria hoe zij haar Zoon moet noemen. Zijn naam zal “Jezus” zijn, dat betekent ‘Jahweh is heil’ of ‘Jahweh is Heiland’, dat is Behouder of Redder. De naam ‘Jezus’ kwam vaker voor in Israël, maar Maria weet dat haar Zoon die Naam volkomen zal waarmaken.

De engel vertelt haar verder over deze wondere Zoon door Zijn Naam nader te verklaren. Hieruit blijkt dat Hij meer dan alleen waarachtig Mens is. Hij is in de eerste plaats werkelijk “groot”, zoals geen ander mens dat is. Hij is groot in Zichzelf. Dat is anders dan Johannes van wie gezegd is dat hij groot zal zijn “voor het aangezicht van Heer” (Lk 1:15). Geen enkel mens is met Hem te vergelijken. We zullen in dit evangelie zien dat Hij in alles wat Hij doet en zegt, volmaakt tot Gods eer leeft. Dat maakt een mens werkelijk groot.

In Zijn Persoon is Hij de “Zoon van [de] Allerhoogste”. Dat bepaalt ons erbij dat Zijn positie ook verheven is boven elke denkbare macht op aarde. In die positie zijn ook de gelovigen met Hem verbonden, want zij worden juist in dit evangelie ook “zonen van [de] Allerhoogste” genoemd (Lk 6:35). In die positie zal Hij ook eens zitten op de troon van Zijn vader David die God Hem zal geven. Dat zal Zijn eigen troon zijn. De Heer Jezus zit nu nog niet op Zijn troon, maar op de troon van Zijn Vader (Op 3:21).

Als Hij op Zijn eigen troon zit, zal Hij regeren over het huis van Jakob, dat is heel Israël, de twaalf stammen, en niet alleen het huis van Juda. Dat Lukas spreekt over “Jakob” en niet over ‘Israël’, doet denken aan de moeiten die God met dit volk heeft gehad. Jakob is de naam voor het volk in zijn zwakheid en vaak eigenwillige handelingen.

De Heer Jezus zal ook niet in zwakheid en tijdelijk regeren met de voorbijgaande macht van een vergankelijk leven, zoals dat voor iedere aardse heerser vóór Hem het geval is geweest. Hij zal Koning zijn “tot in eeuwigheid”. Hij heeft geen opvolger. Zijn koningschap, Zijn regering, zal geen einde kennen (Dn 7:14) en zal daarom ook nooit door een ander worden overgenomen.

Maria vraagt niet, zoals Zacharia, om een teken, maar om een verklaring. Haar vraag komt niet voort uit ongeloof, maar is naar de gedachten van God. Daarom krijgt ze ook antwoord. In het geval van Zacharia ging het alleen om de uitoefening van de buitengewone macht van God in de gewone, natuurlijke gang van zaken. Maria vraagt echter niet of het zal gebeuren, maar ze vraagt met heilig vertrouwen hoe het zal gebeuren, want het moet gebeuren buiten de gewone, natuurlijke gang van zaken om. Aan de vervulling zelf twijfelt ze niet. Hieruit blijkt overigens de vanzelfsprekendheid dat er voor het huwelijk geen geslachtsgemeenschap plaatsvindt. Hoe ze dan toch zwanger zal worden, kan ze niet bedenken.

In het antwoord dat zij ontvangt, horen we de openbaring van God aangaande het wonder van de ontvangenis van de Heer Jezus. We horen over de realiteit van de maagdelijke geboorte en het volkomen bovennatuurlijke karakter van het Mens worden van Christus. Hij zal niet worden verwekt door een man, maar door God. De Mens Christus Jezus zal het Nageslacht van de vrouw zijn (Gn 3:15), niet van een man. Maria zal zwanger worden door de werking van God de Heilige Geest Die als een schaduw over haar zal komen. Dit overschaduwen betekent dat de heerlijkheid van God over haar zal komen op een wijze die we later op de berg van de verheerlijking zien, wanneer een wolk Petrus, Johannes en Jakobus overschaduwt (Lk 9:34; vgl. Ex 40:35).

Daardoor is God de Vader van de Heer Jezus als Mens en wordt Hij ook als Mens Gods Zoon genoemd. Hij is niet verwekt door een zondig mens als ook Jozef is, maar door God. Vandaar dat Hij een lichaam heeft dat net zo begrensd en zwak is als dat van ieder ander mens, maar zonder een zondige natuur waardoor het onmogelijk is dat Hij zou kunnen zondigen. Hij is dan ook “dat Heilige”, Dat volkomen voor God afgezonderde, Dat geboren is. Hij neemt Zijn plaats in onder de mensen, maar tegelijk is Hij de totaal Andere. Hij is de Zondeloze, de Rechtvaardige.

Copyright information for DutKingComments