Luke 1:5

Zacharia en Elizabeth

Lukas begint zijn verhaal met erop te wijzen dat Herodes koning van Judéa is. Dat wil zeggen dat de situatie volkomen anders is dan God heeft bedoeld. Er heerst geen koning uit de stam van Juda en zeker niet dé Koning uit de stam van Juda. Het volk is onder vreemde overheersing gekomen omdat God Zijn volk vanwege hun zonden heeft moeten overleveren in de handen van vijanden. Dit betekent dat wanneer de Heer Jezus geboren wordt, er iemand op de troon zit die wederrechtelijk deze plaats heeft ingenomen, hoezeer God dit ook heeft toegelaten omdat Zijn volk Hem heeft verlaten.

Deze twee omstandigheden, dat het volk God de rug heeft toegekeerd en dat er een vreemde over hen heerst, kenmerken de tijd waarin de Heer Jezus op aarde komt. Toch zijn er in die donkere tijd, waarin het volk massaal God is vergeten, mensen die trouw zijn aan Hem. In de eerste twee hoofdstukken van dit evangelie ontmoeten we meerdere personen die wél een hart hebben voor God. In hen leren we het Godvrezende overblijfsel van Israël kennen, uit wie Christus, naar het vlees, is voortgekomen.

Lukas schrijft zijn evangelie voor alle mensen, maar hij handelt in zijn beschrijving wel naar het beginsel “eerst voor de Jood, en ook voor de Griek” (Rm 1:16). In de eerste twee hoofdstukken laat hij zien dat de genade eerst tot het gelovig overblijfsel komt. Dit overblijfsel zien we voorgesteld in zeven personen of groepen van personen: Zacharia en Elizabeth, Jozef en Maria, de herders, Simeon en Anna.

De eersten van dit overblijfsel zijn Zacharia, dat betekent ‘Jahweh gedenkt’, en Elizabeth, dat betekent ‘mijn God is eedzwering’. Beide namen spreken van de trouw van God. Zacharia is een priester. Hij behoort tot de afdeling van Abia, dat is de achtste afdeling (1Kr 24:5; 10). Dat het de achtste afdeling is, is niet toevallig. Het getal acht spreekt namelijk van een nieuw begin. Zijn vrouw komt ook uit het priestergeslacht. Zacharia heeft een vrouw gezocht en gevonden die, evenals hij, behoort tot een geslacht dat met God in verbinding staat.

Dit is een belangrijke aanwijzing voor hen die op zoek zijn naar een levensgezel. De Schrift is er duidelijk over dat een gelovige alleen kan trouwen “in [de] Heer” (1Ko 7:39), dat wil zeggen met iemand die ook de Heer Jezus als Heiland kent. De Schrift verbiedt een gelovige ook duidelijk om te trouwen met iemand die Christus niet kent (2Ko 6:14-18). Zal trouwens iemand die zelf de Heer wil dienen, willen trouwen met iemand die dat niet wil?

In zijn onderzoek is Lukas te weten gekomen wat Zacharia en Elizabeth voor mensen zijn. Hij kan een prachtig getuigenis van hen geven. Het zijn geen volmaakte mensen. Toch schrijft hij niet over de verkeerde dingen die ze hebben gedaan, maar over de algemene indruk die zij maken. Het zijn mensen die leven voor God en die Hem willen geven waarop Hij recht heeft. Daarvoor houden ze zich nauwkeurig aan “alle geboden en inzettingen van de Heer”, dat is Jahweh. Hun manier van leven moet zijn opgevallen te midden van het afgeweken en zondige volk.

Ondanks hun onberispelijke leven hebben zij geen kind. Toch heeft God beloofd dat Hij bij trouw aan Zijn geboden de moederschoot zal zegenen (Dt 28:1-4). Zacharia en zijn vrouw hebben Hem dat niet kwalijk genomen, ze zijn niet in opstand gekomen tegen het uitblijven van kinderen. Hun vertrouwen op God wordt beloond met een zegen waarvoor ze wel lang hebben gebeden (Lk 1:13), maar niet meer op rekenen.

God zegent op een wijze die de zwakheid van het instrument openbaart, een zwakheid die naar menselijke gedachten elke hoop wegneemt. Elizabeth had een voorbeeld in andere Godvrezende vrouwen die ook onvruchtbaar waren en waar God ook kinderzegen heeft gegeven, toen alle hoop erop weg was. De weg die God soms met trouwe mensen gaat, is niet altijd door het verstand te beredeneren. Toch is God alle vertrouwen waard dat Hij altijd zegen heeft voor hen die Hem vertrouwen.

Copyright information for DutKingComments